Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "bedenker bekend"

121 tot 130 van 174

1 | 11 | 21 | 31 | 41 | 51 | 61 | 71 | 81 | 91 | 101 | 111 | 121 | 131 | 141 | 151 | 161 | 171

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



kippig
kissebissen
kist
kit 1
kit 2
kit 3
kit 4
kitchenette
kits
kitsch

kittelaar

kittelen
kitten
kiwi
klaar
klaar-over
klacht
klad
kladd(er)en
klagen
klam


121.   kittelaar
categorie:
geleed woord, geleerde schepping, bedenker bekend
Zie: kietelen
122.   krypton zn. 'scheikundig element, edelgas (Kr)'
categorie:
bedenker bekend
Nnl. krypton [1901; Kuipers Neon].
Internationaal neologisme, in 1898 geïntroduceerd door de Britse scheikundige William Ramsay (1852-1916) op basis van de Latijnse transcriptie van Grieks kruptón 'het verborgene', de onzijdige vorm van het bn. kruptós 'verborgen', een afleiding van het werkwoord krúptein 'verbergen, verstoppen', zie cryptisch. De uitgang -on voor elementnamen was ongebruikelijk, maar volgde het voorbeeld van het in 1894 eveneens door Ramsay ontdekte, geïsoleerde en benoemde edelgas argon, uit Grieks argón 'het inerte'. Daarna kregen alleen de namen van edelgassen deze uitgang.
Met de naam krypton verwees Ramsay naar de onzichtbaarheid van het gas. Hij identificeerde krypton op zijn zoektocht naar neon, aan de hand van de spectraallijnen en de dichtheid van het onzichtbare mengsel dat overbleef nadat hij uit een hoeveelheid vloeibare lucht de elementen stikstof, zuurstof en argon had gedestilleerd. Binnen enkele weken identificeerde hij tevens neon en xenon.
Fries: krypton
123.   la 1
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Zie: do
124.   lanoline zn. 'vet van schapenwol'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. 100 gram lanolin; 25 gram vloeibare paraffine [1896; Groene Amsterdammer], lanoline [1898; Groene Amsterdammer].
Internationaal geleerd neologisme, als Duits Lanolin geïntroduceerd door de Duitse farmacoloog Oscar Liebreich (1839-1908) op basis van Latijn lāna 'wol' (verwant met wol), oleum 'olie' en aanpassing van het Duitse -in aan het voor chemische stofnamen frequente achtervoegsel -ine.
Fries: lanoline
125.   larve zn. 'eerste levensfase van o.a. insecten'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Vnnl. larve 'boze geest' in Eert-mans, Wit-vrouwen, Alven, Larven 'aardmannetjes, heksen, alven, boze geesten' [ca. 1580; WNT]; nnl. larven 'levensstadium van insect, amfibie enz.' in de larven ... of witte wormen, waar de meikevers uit voortkomen [1836; WNT worm I].
In de oudste betekenis 'kwade geest', die in het Nederlands verdwenen is, ontleend aan Latijn lārva 'kwade geest; afschrikwekkend masker', wrsch. afgeleid van Lār 'huisgod' en dan wellicht van Etruskische oorsprong. De huidige, internationale wetenschappelijke betekenis is overgenomen van Neolatijn larva 'geest, masker', die werd geïntroduceerd door de Zweedse bioloog Linnaeus (1707-1778): het larvestadium van insecten, amfibieën, bepaalde vissen en kreeftachtigen verbergt of maskeert als het ware het volwassen stadium, waarvoor Linnaeus de term imago introduceerde.
Als purisme bestond en bestaat nog wel de leenvertaling masker 'larve' [1810; WNT verpoppen], zie masker.
Fries: larve
126.   laryngaal bn. 'betreffende of gevormd in het strottenhoofd'; zn. 'laryngale medeklinker'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. laryngaal (zn.) 'keelletter' (bn.) "betreffende den larynx; met de keel uitgesproken" [1941; Verschueren]; 'strottenhoofdmedeklinker, gevormd door vernauwing van de stembandenspleet' [1952; Koenen].
Internationaal wetenschappelijk neologisme, gevormd op basis van Neolatijn larynx 'strottenhoofd' (genitief laryngis), ontleend aan Grieks lárunx 'keel', verdere herkomst onduidelijk. Door het Nederlands wrsch. via het Duits ontleend.
Met betrekking tot spraakklanken werd dit woord als bn. in het begin van de 20e eeuw geïntroduceerd, wrsch. als Duits laryngal of Frans laryngal [voor 1909; TLF] door de Duitse taalkundige Max Niedermann (1874-1954). De Deense taalkundige Hermann Möller (1850-1923) introduceerde het Duitse zn. Laryngal 'in het strottenhoofd gevormde spraakklank' in 1917 in een boek over de Semitische historische klankleer. In de vergelijkende taalwetenschap gaf de Zwitserse taalkundige Ferdinand de Saussure in 1879 de eerste aanzet tot de laryngaaltheorie. Laryngaal is een verzamelnaam voor hypothetische keelklanken in de gereconstrueerde Indo-Europese prototaal, die tegenwoordig vaak met de symbolen h1, h2 en h3 worden aangeduid.
Vóór de 20e eeuw kwam laryng- uitsluitend voor in anatomische of medische context, bijv. in laryngitis 'strottenhoofdontsteking'.
Literatuur: H. Möller (1917), Die semitisch-vorindogermanischen laryngalen Konsonanten, København, 3-4
Fries: laryngaal
127.   laser zn. 'intens, gericht monochroom coherent licht; toestel voor het produceren daarvan'
categorie:
leenwoord, verkorting, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. laser 'toestel voor het produceren van laserstralen' in de boektitel Bibliografie masers en lasers [1962; Picarta], laser '(het produceren van) een zeker type licht(straal)' in laser [is]... lichtversterking door gestimuleerd uitzenden van straling [1964; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels laser 'toestel voor de productie van zeker type lichtstraal', een neologisme dat in 1959 werd geïntroduceerd in een publicatie van de Amerikaanse natuurkundige Gordon Gould (1920-2005) voor het apparaat dat toen nog niet bestond, maar waarvoor hij de ideeën en toepassingen had bedacht; de eerste werkzame laser werd in 1960 gebouwd. Het woord is gevormd uit de beginletters van Light Amplification by Stimulated Emission of Radiation 'lichtversterking door gestimuleerde uitzending van straling', een beknopte omschrijving van het natuurkundige principe waarop de laser is gebaseerd. De grondvorm van het acroniem is bedacht door de Amerikaanse natuurkundige Charles Townes (1915), die in 1955 de ontwerper en naamgever was van de maser, de Microwave Amplification by Stimulated Emission of Radiation 'versterker voor microgolven'.
Door de zeer wijde toepasbaarheid van de laser is dit een algemeen bekend woord geworden. Andere apparaatnamen die op hetzelfde natuurkundige principe zijn gebaseerd, maar met andere elektromagnetische golflengten werken, zoals de maser en de raser (r = radio-frequency), zijn tot de vaktaal blijven behoren.
laseren ww. 'met lasertechniek bewerken'. Nnl. het "laseren" van bepaalde kleuren (in foto's) [1994; Algemeen Dagblad], het laseren van het netvlies [1995; Gelderlander], dotteren werkt beter dan laseren (bij hartpatiënten) [1996; Volkskrant]; vooral algemeen bekend geworden als (de ogen) laten laseren 'het hoornvlies laten behandelen met lasertechniek, zodat bril of contactlenzen overbodig worden'. Afleiding van laser.
Literatuur: R. Bakker (red.) (1962), Bibliografie masers en lasers, 's-Gravenhage
Fries: laser ◆ laserje
128.   laudanum zn. 'opiumhoudend slaapmiddel'
categorie:
leenwoord, geleerde schepping, bedenker bekend
Vnnl. eerst als kunstwoord laudanum opiatum "verdikt heulsap" [1669; Meijer]; nnl. dan een droppel vyf a zes Laudanum [1760; WNT zwangerheid].
Ontleend aan Duits laudanum 'opiumhoudende drank' [1533-34; Weimann 1963, 377], als neologisme geïntroduceerd door de Zwitserse arts en alchemist Paracelsus (1493-1541) voor een tinctuur van alcohol met opium. Wrsch. dacht hij daarbij zowel aan Latijn laudāre 'prijzen', zie laudatie, vanwege de sterke alleshelende kracht van dit wondermiddel, als aan lādanum 'hars uit bepaalde soorten van het plantengeslacht Cistus, veel gebruikt als geneesmiddel en reukstof'.
De attestatie vnnl. zynde de Laudanum zacht en kleefachtig [1698; WNT kleefachtig] betreft niet het opiumhoudende middel, maar ladanum, de medicinale hars; ongetwijfeld liet de schrijver hiervan, C. de Bruyn, zich beïnvloeden door de naam van het opiumsap. Al in 1608 schreef ook Dodonaeus een lange passage over ladanum, waarbij hij zich aan het eind eenmaal vergiste door laudanum te schrijven (zie WNT bal I).
Fries: laudanum
129.   lego zn. 'zeker speelgoed'
categorie:
merknaam, bedenker bekend
Nnl. LEGO bouwdozen en aanvullingsdozen (in een speelgoedadvertentie) [1959; Soester Courant], 2 "Lego" bouwdozen [1959; Dagblad voor Amersfoort], 'kinderspeelgoed bestaande uit plastic bouwstenen' [1982; Van Dale Hwb.].
Merknaam, geïntroduceerd door de Deense timmerman Ole Kirk Christiansen (1891-1958) in 1934, toen hij speelgoed begon te maken. Het woord is een verkorting van Deens leg godt 'speel goed', met de gebiedende wijs van lege 'spelen' en het bijwoord godt (bn. god) 'goed', zie goed 1.
Deens lege 'spelen' gaat terug op het sterke werkwoord on. leika 'spelen, zich snel bewegen', waarbij verder horen: mhd. leichen 'opspringen, spelen'; oe. lācan 'id.'; got. laikan 'springen'; < pgm. *laikan- 'springen, dansen, spelen', bij dezelfde wortel *laik- als in huwelijk.
Pgm. *laik- is verwant met: Perzisch ā-līxtan 'springen', Koerdisch līzim 'speelt'; Litouws láigyti 'huppelen, vrolijk rondrennen'; Oudiers lingim 'springen'; bij de wortel pie. *leig- of *leiǵ- (IEW 667-668). Niet verwant met: Grieks elelízein 'doen beven'; Sanskrit réjate 'beeft, trilt'; < pie. *h1leiǵ-, door het IEW beschouwd als identiek met bovengenoemde wortel.
Christiansen en zijn zoon produceerden de eerste voorlopers van de plastic legostenen (Deens Lego mursten) kort na de Tweede Wereldoorlog. Pas in de jaren 1960 maakten de steentjes door belangrijke ontwerp- en materiaalverbeteringen internationaal furore. Houten speelgoed werd door de Christiansens toen al niet meer gemaakt.
Fries: lego
130.   leukemie zn. 'bloedkanker'
categorie:
geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. leukæmie "witbloedigheid, een soort van bloedbederf" [1877; Winkler Prins].
Internationaal neologisme, in 1847 als Duits Leukämie geïntroduceerd door de Duitse arts Rudolf Virchow (1821-1902), gevormd, met een algemeen achtervoegsel -ie voor ziektenamen, uit de Griekse woorden leukós 'wit, helder', verwant met licht 1, en haĩma 'bloed', waarvan de verdere herkomst onbekend is. Vermoedelijk diende bij de vorming van Leukämie het oudere Anämie 'bloedarmoede' als voorbeeld. Leukemie wordt gekenmerkt door een ontaarde groei van witte bloedcellen (leukocyten), waardoor het bloed van een leukemiepatiënt er enigszins witachtig uitziet.
Fries: leukemy

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven