1.   linze zn. '(zaad van de) plant uit de vlinderbloemenfamilie (geslacht Lens)'
categorie:
substraatwoord
Mnl. lins 'plant, linze' [1420; Claes 1994a], lynsen 'linze' [1477; Teuth.]; vnnl. de verwe van de vruchten oft Linsen 'de kleur van de vruchten of linzen' [1608; WNT].
Misschien ontleend aan Latijn lens (genitief lentis) 'linze', hoewel men dan eerder een woord op basis van de verbogen vorm verwacht, dus *lint-.
Ohd. lins, linsī, linsin 'linze' (nhd. Linse 'linze'); oe. lent 'id.'.
Verdere etymologie onduidelijk. Verwant is alleen Oudkerkslavisch lęšta. Litouws leñšis is mogelijk ontleend aan het Duits.
Fries: -


  naar boven