1.   antwoord zn. 'wederwoord, bescheid'
categorie:
geleed woord, samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking
Onl. andwarde 'wederwoord' [ca. 1100; Will.]; mnl. antworde [1220-40; CG II, Aiol]; hiernaast nog and-, incidenteel ook an-. Frequent is ook de spelling antwerde.
Zeer oude samenstellende afleiding (met een collectief-achtervoegsel) uit Proto-Germaans *and- 'naar, tegen' en *wurda-, waaruit woord, dus met letterlijke betekenis 'tegenwoord'. Het eerste lid is een voorvoegsel dat voor naamwoorden in alle Germaanse talen verdwenen is behalve in enkele relicten (waarvan dit de belangrijkste is), zie anti-, het Griekse voorvoegsel waarmee het Indo-Europees identiek is; als werkwoordvoorvoegsel is het in de vorm ont- productief geworden.
De vormelijke kant van dit woord is ietwat complex: os. andwordi (mnd. antworde, antwort); ohd. antwurti en antwurtī (mhd. antwürte); nhd. Antwort); ofri. ondward, -werd (nfri. antwurd, andert); oe. andwyrde; on. andyrdi; got. andawaurdi; dit wijst op pgm. *anda-wurdja-, met umlaut in het oe. en mhd., en medialisering (en rekking) voor -r- in het Middelnederduits en Middelnederlands. Een vergelijkbare vorming, met hetzelfde voorvoegsel maar met de stam van zweren 1, is pgm. *anda-swar-, waaruit: os. antswōr 'antwoord'; ofri. ands(w)er; oe. ondswaru (ne. answer); on. andsvar. Misschien zijn deze woorden wel ontstaan als leenvertaling van Latijn re-sponsio (bij het werkwoord spondēre 'plechtig beloven'), zie respons.
Voor een goed begrip van de situatie is ook mnl. antwerde 'tegenwoordigheid, persoon' van belang. Naast elkaar stonden mnl. antworde 'antwoord' (got. andawaurdi) en mnl. antwerde 'tegenwoordigheid' (got. andwairþi). Door ronding van -e- tot -o- na de -w- (zoals bij Nederlands worden naast Duits werden) vielen beide vormen samen: antworde kreeg zo twee betekenissen. Onder invloed van woord werd geleidelijk het onzijdig geslacht overgenomen en verdween de slot-e. Evenwel is in Zuid-Nederlandse dialecten tot op heden het vrouwelijk geslacht bewaard. Daarnaast bleef antwerde, ook met de twee betekenissen, nog een tijd lang bestaan. In de 17e eeuw is geleidelijk de situatie ontstaan met één vorm (antwoord) en twee betekenissen. In Zuid-Hollandse dialecten is ook in de 20e eeuw nog de zegswijze iemand iets in zijn antwoord zeggen 'het in zijn gezicht, zijn aanwezigheid zeggen' bekend.
antwoorden ww. 'antwoord geven'. Mnl. antworden 'id.' [1237; CG I, 35], waarnaast ook reeds antworde gheven [1220-40; CG II, Aiol]. Afleiding van antwoord.
Fries: antwurd, andert◆antwurdzje, anderje


  naar boven