1.   deuce zn. 'tennisterm'
categorie:
leenwoord
Nnl. deuce 'gelijke stand bij tennis' [1951; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels deuce, ouder dewce '40-40 bij tennis' [1598; OED], eerder al als benaming voor de twee op een dobbelsteen [1519; OED], en ontleend aan Oudfrans deus 'twee' (Nieuwfrans deux), verwant met twee. De benaming is het gevolg van de tennisregel dat men bij de stand deuce twee punten achter elkaar moet maken om te winnen.


  naar boven