1.   bakkeleien ww. 'kibbelen'
categorie:
leenwoord
Nnl. bakkeleijen 'vechten' [1715; WNT], bakkelaayen [1720; WNT]; reeds vnnl. in samenstellingen als bakkeleiprauwen (mv.) 'vechtbootjes' [1620; Haan].
Ontleend aan Oost-Maleis (wrsch. Ambonees Maleis) bakalei dat overeenkomt met standaard-Maleis berkelahi, gevormd uit het voorvoegsel ber- 'bezig zijn met' en het zn. kelahi 'twist, strijd'.
Het woord wordt nu in het Nederlands en het Fries (bakkeleie) alleen nog in de betekenis 'redetwisten, kibbelen' gebruikt; de betekenis 'vechten' is er verouderd, maar in 1910 vindt men nog Hij was een heldje! Maar heelemaal niet als zoo'n erg bar vechtjassie bedoeld, want bakkeleien deed ie nóóit voor z'n vermaak (WNT vechtjas). In het Fries zelfs nog in 1960: Om twa ûre waerd der in potsje bakkeleid mei in duchtich rivael út 'e klasse 'Om twee uur werd er een potje geknokt met een geduchte rivaal uit de klas' (Castelein). De betekenisvernauwing is evenwel al in de 18e eeuw begonnen [1782; WNT].
Literatuur: M. Castelein (1960) Tuolleprakkesaesjes, Ljouwert, 75; F. de Haan (1922) Oud Batavia, Batavia, I
Fries: bakkeleie


  naar boven