|
1. |
bezinnen ww. 'nadenken' categorie: geleed woord Mnl. besinnen 'nadenken, overwegen, zich bezinnen' in heuet hi besint 'hij heeft zich bezonnen' [1285; CG II, Rijmb.]. Een afleiding met be- van het werkwoord zinnen 'nadenken, piekeren', mnl. sinnen 'zijn verstand laten werken, met overleg te werk gaan', afleiding van zin. ◆ bezonnen bn. 'bedachtzaam'. Nnl. bezonnen 'id.' [1835; WNT wat]. Verl.deelw. van bezinnen. ◆ onbezonnen bn. 'ondoordacht'. Nnl. onbezonnen 'ondoordacht'. Nnl. onbezonnen 'id.' [1726; WNT wegwerpen]. Gevormd uit on- en het verl.deelw. van bezinnen. Fries: besinne
|
naar boven
|