1.   toto zn. 'wedsysteem'
Nnl. toto 'systeem waarbij men kan wedden op de uitslag van sportwedstrijden' in De "toto" betaalde op dit paard: winnen fl 1,30 [1941; Leeuwarder Courant].
Ontleend aan Duits Toto 'wedsysteem' [1934; WNT], naar het woordbeeld van lotto verkort uit Duits Totalisator 'bij wedrennen gebruikt toestel dat inleggelden bij een race registreert en uitkeert aan degenen die op het winnende paard, team e.d. hebben ingezet' [19e eeuw; Kluge24], ontleend aan Frans totalisateur 'toestel dat inleggelden bij paardenraces registreert' [1869; Rey], letterlijk 'iets wat het totaalgetal opmaakt en aangeeft'.
Het toestel waarmee dit systeem werkt, is een Franse vinding uit 1865 van Pierre Oller, een Parijse chemicus en parfumverkoper, die het eerst pari-mutuel noemde, letterlijk 'onderlinge weddenschap'. Kort daarop kreeg het de naam totalisateur, waarvan de oudste attestatie in het Nederlands dateert van 1886: totalisateur "bij wedrennen: lijst, die de gezamenlijke op de afzonderlijke paarden gemaakte weddenschappen aangeeft; ook het bureau, waar die lijst ter inzage ligt" [1886; Kramers], korte tijd later gelatiniseerd tot totalisator: Er werd veel gewed, de totalisator had het druk [1889; Leeuwarder Courant].
Fries: toto


  naar boven