|
1. |
baten ww. 'voordeel opleveren, helpen' categorie: waarschijnlijk substraatwoord Mnl. baten 'nuttig zijn, helpen, beter worden' [1270-90; CG II, Moraalb.]. Ohd. bazzen 'beter worden' [ca. 840; alleen in Tatian]; ofri. batia 'baten' (nfri. bate, baatsje 'id.'); oe. batian 'beter worden'; met ander achtervoegsel: on. batna 'beter worden'; got. gabatnan 'voordeel verkrijgen', batjan 'helpen, verbeteren', afleiding van pgm. *bata- 'goed'. Verdere verwantschap is onduidelijk. Het zou moeten behoren bij een wortel pie. *bhed- of *bheHd- 'goed'. Die kan echter alleen (en dan nog onzeker) verbonden worden met Sanskrit bhadrĂ¡- 'gelukkig, aangenaam'. Wellicht is het dus een substraatwoord. Bij dezelfde Proto-Germaanse wortel horen ook baat, bet-, beter en best, en ablautend boete. Fries: bate, baatsje
|
naar boven
|