1.   schetteren ww. 'een schel geluid geven'
Vnnl. eerst u sondich geschettere 'uw zondig schel gekakel' [ca. 1540; iWNT verbernen], dan dat sy ... Gelijc den dondere schetterde 'zodat ze als de donder knetterde' [1556; iWNT], Doen hoorden wy ... die cornetten schetteren 'toen hoorden we de kornetten schetteren' [1582; iWNT].
Een klanknabootsend woord dat mogelijk een variant van schateren is.
Fries: sketterje


  naar boven