1.   pedant bn. 'verwaand'
categorie:
leenwoord
Vnnl. eerst het zn. pedant 'iemand vol boekenwijsheid' in pedant, schoolnar, wijsneus [1608; WNT]; nnl. pedant 'waanwijs persoon' in een pedant is een man van een praatzuchtige verwaantheid [1778; WNT], dan ook het bn. pedant 'waanwijs' in 't is wat pedant gezegd van mij, want ik geloof ... dat ik hem evenmin begrijp [1788; WNT], 'schoolmeesterachtig' in o pedante boeken 'o boeken vol feitenkennis' [1849; WNT], 'verwaand' in pedante zelfgenoegzaamheid [1901; WNT].
Het zn. pedant is ontleend, al dan niet via Frans pédant, ouder pedante 'iemand die pronkt met zijn kennis' [1561; TLF], eerder al 'schoolmeester, leraar' [1558; TLF] (later ook als bn. pedant 'betweterig, waanwijs' [1653; TLF]), aan Italiaans pedante 'betweter, waanwijze' [1524; DELI], ouder 'schoolmeester' [1400-50; TLF], waarvan de herkomst niet duidelijk is. Omdat schoolmeesters vaak gezien werden als wijsneuzen en waanwijze personen, kon dat aspect in de betekenis gaan overheersen, zowel bij het zn. als bij het bn.
Mogelijk (o.a. BvW en SEO) is pedante gevormd op basis van vulgair Latijn *paedere 'onderwijzen, opvoeden', ontleend aan Grieks paideúein 'id.', een afleiding van paĩs (genitief paidós) 'kind', zie pedagogie.
Fries: pedant


  naar boven