1.   technisch bn. 'op het gebied van techniek'
categorie:
leenwoord
Nnl. technisch 'wat betreft de techniek, op het vakgebied' in technische termen [1778; WNT], technische chemie [1881; WNT], technisch ambtenaar [1900; WNT], 'wat dit vakgebied of de hierbij behorende structuur enz. betreft' in (het bezoldigingsbesluit) technisch herzien, opdat het leesbaar en begrijpelijk wordt [1927; WNT].
Ontleend aan Duits technisch 'betreffende techniek' [1700-50; Pfeifer], eerder al in de gelatiniseerde vorm technicus 'id.' [midden 17e eeuw; Pfeifer], een wetenschappelijke term op basis van Grieks tekhnikós 'kunstig, vaardig', een afleiding van tékhnē 'kunst, vaardigheid', zie techniek.
Fries: technysk


  naar boven