1.   scholastiek zn. 'combinatie van theologie en filosofie'; bn. 'betreffende de scholastiek'
categorie:
leenwoord
Mnl. Scolastica willic ontbinden Jn dietsche word vten latine 'de "scholastica" wil ik ontsluiten in Nederlandse woorden uit het Latijn' [1285; VMNW]; vnnl. als bn. in Scholastijcque oeffeningen 'oefeningen in de scholastiek' [1631; iWNT], zn. Scholastica 'theologie-onderricht op filosofische grondslag' in in ghevalle hy mochte van sinnen worden de Studia Theologica, ofte Scholastica niet te volgen 'in het geval dat hij het plan mocht opvatten om de studie theologie of scholastiek niet te volgen' [1631; iWNT zin], vele Scholastijcken 'vele beoefenaars van de scholastiek' [1634; iWNT]; nnl. scholastiek 'theologie op filosofische grondslag' in twisten der scholastiek [1865; iWNT afdwaling].
Ontleend aan christelijk Latijn scholastica 'id.', een afleiding van het bn. scholasticus 'geleerd' (zn. 'geleerd man, student'), dat is ontleend aan Grieks skholastikós 'id.', een afleiding van het ww. skholázein 'vrije tijd besteden (aan leren)', eerder 'vrije tijd hebben', bij het zn. skholḗ 'vrije tijd', zie school 1.
Fries: skolastyk


  naar boven