1.   schofferen ww. 'beledigen'
categorie:
leenwoord
Mnl. sconfieren 'overwinnen, verslaan; te schande maken, beledigen' in Dar sconfierdi met ghewelde. Apolloniuse ende sijn volc mede 'daar versloeg hij Apollonius en ook zijn leger met kracht' [1285; VMNW], Dus sconfierdise ouer lud 'zo maakte hij ze luid en duidelijk te schande' [1285; VMNW], sc(h)offieren, sc(h)offeren 'overwinnen, verslaan' in Dat si eer alle bleven doet, Sine soudense scoffieren ochte vaen 'dat ze liever allen zouden sterven als zij hen niet zouden verslaan of gevangen nemen' [1300-50; MNW-R], al scofferen Bi sire vromecheit 'alles overwinnen door zijn dapperheid' [1300-50; MNW-R], die moghen tgheselscap seer scoffieren 'die kunnen hun gezelschap zeer beledigen' [ca. 1480; MNW]; vnnl. schoffieren 'onteren, verkrachten' in Maechden ... die zijn geschoffiert 'maagden die zijn verkracht' [ca. 1540; WNT].
Ontleend aan Oudfrans esconfire 'overwinnen, verslaan' [1080; Rey] (Nieuwfrans met ander voorvoegsel déconfire), op zijn beurt ontwikkeld uit vulgair Latijn *exconficere 'vernietigen, neerhouwen, onderwerpen', gevormd met ex- 'uit' en cōnficere 'vervaardigen', zie confectie. In het Nederlands trad assimilatie -nf- > -ff- op.
De oorspr. betekenis is 'overwinnen, verslaan', een actie waarbij de tegenstander in het algemeen zijn eer verloor. Zo kon een overdrachtelijke betekenis 'onteren' ontstaan.
Fries: -


  naar boven