1.   huren ww. 'gebruiken tegen betaling'
categorie:
etymologie onduidelijk
Onl. misschien al in de samenstelling forahura, waarvan de betekenis onbekend is [945; Blok], dan in hurlant 'verhuurd land' [1133-66; Blok] en hurware 'gebruik van land, huizen etc. in pacht of huur' [1125-61; Blok]; mnl. huren 'tegen betaling gebruiken' [1240; Bern.].
Het woord is uitsluitend Noordzee-Germaans: mnd. hūren (> nhd. heuern, nzw. hyra); ofri. hēra (nfri. hiere); oe. hýrian (ne. hire); < pgm. *hūrjan-. Daarnaast het zn. mnl. hure; mnd. hūre (> nhd. Heuer, nzw. hyra); ofri. hēre (nfri. hiere); oe. hýr (ne. hire); < pgm. *hūrjō-.
Verwanten buiten het Germaans ontbreken en de verdere etymologie is dan ook duister. Misschien is pgm. *hur- ontstaan uit pie. *kuh2-r-, dat dan een r-uitbreiding is van de nultrap van de wortel pie. *kueh2-, waaruit Grieks (Dorisch) pa- in pásanthai 'verwerven' en pama 'bezitting'.
Het is niet duidelijk of het ww. huren een afleiding is van het zn. huur of omgekeerd. De betekenis van huren is door de eeuwen heen niet veranderd. Al in de oudste vindplaats in ca. 1000 in het Oudengels staat het woord voor 'gebruiken van zaken of diensten tegen betaling'.
huur zn. 'het huren; geldsom waarvoor men huurt'. Mnl. hure 'huursom' [1240; Bern.], 'het huren' in alle die gene die lant hebben van mi tehure 'allen die land van mij te huur hebben' [1282; CG I, 643]. Afgeleid van huren of andersom.


  naar boven