1.   vitamine zn. 'onmisbare voedingsstof'
Nnl. de vitamine, een stof, die voor het onderhoud van het lichaam volstrekt onmisbaar is [1914; Leeuwarder Courant].
Ontleend aan Engels vitamine 'vitamine' [1912; OED] (later vitamin), een door de Poolse biochemicus Casimir Funk (1884-1967) geïntroduceerd neologisme, gevormd uit Latijn vīta 'leven', zie vief, en Engels amine 'soort organische verbinding met NH2-groep'. Amine is gevormd uit de beginlettergreep van ammoniak (NH3) en het achtervoegsel -ine dat veel in namen van chemische verbindingen gebruikt wordt.
Funk onderzocht en beschreef een voedingsstof die nu bekend staat als thiamine of vitamine B1, en dacht aanvankelijk dat alle vergelijkbare onmisbare voedingsstoffen een NH2-groep bevatten. Later werd dit weerlegd, maar de naam vitamine bleef behouden. In het Engels heeft men later de vorm vitamin zonder slot-e ingevoerd, om onderscheid te maken met de echte aminen.
Fries: fitamine


  naar boven