1.   klaverjassen ww. 'een bepaald kaartspel spelen'
categorie:
geleed woord
Nnl. klaverjassen 'soort kaartspel (spelen)' [1710; WNT].
Gevormd uit klaver(en) 'kaartsoort', zie klaver, en jas 'troefboer in het kaartspel', zie hieronder, of het daarvan afgeleide jassen 'zeker kaartspel spelen'. Een kaartspel spelen waarin de jas de hoogste kaart was, heette jassen [1738; WNT]. Als de troefkleur klaver(en) was, was de hoogste kaart de klaverjas [1931; WNT] of klaverenjas en heette het spel klaverjassen; dit is tegenwoordig de gebruikelijke variant van het jasspel [1869; WNT wiezen]. Zie ook jassen 'vlug afwerken'.
jas zn. 'troefboer in het kaartspel'. Nnl. jas 'troefboer' [1720; WNT]. Een mogelijkheid is dat jas een verkorting is van de mansnaam Jasper (FvW), ontleend via Jaspard, de Noord-Franse variant van Frans Gaspard, aan Perzisch Caspar, vermoedelijk 'schatbewaarder', de naam van een van de drie koningen uit het Nieuwe Testament. Jas was een naam die in de 17e en 18e eeuw veel voorkwam in kluchten en blijspelen, net als Duits Kasperl 'grappige toneelfiguur, hansworst', vanwaar Kasperlespiel 'poppenspel'. Een andere mogelijkheid is dat jas een verkorting is van paljas, aangezien de kaart in het Zuid-Nederlands ook wel zot heet (Toll.). Het woord paljas is echter als kaartspelterm onbekend.
Fries: klaverjasse ◆ -


  naar boven