1.   kit 1 zn. (NN) 'louche café'
categorie:
etymologie onduidelijk, alleen in België of Nederland
Vnnl. kit 'bordeel, kroeg' in menich kitt' en verckenskot [1645; WNT], Teun slendert nachten lang in kotten en in kitten [ca. 1660; WNT], brandewyns-kit [1699; WNT]; nnl. 'huis, woning' in behouwen in de kit 'bewaren in het huis' [1731; WNT], 'gevangenis' in in de kit zitten [1731; WNT], in de samenstelling opiumkit 'gelegenheid waar opium wordt gebruikt' [1903; Koenen].
Herkomst onzeker. Wellicht hetzelfde woord als kit 3 'schenkvat, grote kruik'. Een kit werd oorspr. vooral gebruikt voor het afmeten van hoeveelheden bier of wijn, en hierbij zou overdrachtelijk kit 'kroeg' kunnen zijn ontstaan, mogelijk onder invloed van het werkwoord vnnl. kitten 'stevig drinken, zuipen' [1612; WNT kitten].
Misschien zijn genoemde woorden echter niet verwant en is kit 'kroeg' een nevenvorm van keet 1 'hut, loods'. Kit komt al vroeg voor in uitdrukkingen als zy hebben 'er lustig kit gehouden '... wanorde gesticht' [1717; Marin] en iemand de kit uitboenen [1768; Marin], die sterk doen denken aan soortgelijke uitdrukkingen met keet 'wanorde', zie keet 2.
Fries: kitte


  naar boven