4131.   magazijn zn. 'opslagruimte; bergruimte in een vuurwapen voor patronen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. magasin 'opslagplaats, pakhuis, voorraadkamer' [1588; Kil., Appendix], packhuysen ende magasijnen [1658; WNT]; nnl. magazijn, ook 'voorste afdeling in een diligence' [1735; Stall. I, 110], 'tijdschrift, verzamelwerk' [1750; WNT], 'grote, luxewinkel' in om de grootste magazijnen van modegoederen te bezoeken [1846; WNT], 'bergruimte in een vuurwapen voor patronen' [1890; WNT repeteeren].
Ontleend aan Frans magasin 'pakhuis' [1409; TLF], ouder maguesin [ca. 1389; TLF]. Dit woord is ontleend, hetzij via Italiaans magazzino 'id.' [voor 1348; DELI], hetzij via het Provençaals (indirect geattesteerd in Marseille als middeleeuws Latijn magazenum 'pakhuis in een Algerijnse kustplaats' [1228; TLF]), aan Arabisch maḵāzin, meervoud van maḵzan 'pakhuis', dat behoort bij het werkwoord ḵazana 'opslaan'.
In het Frans ontwikkelde de betekenis van magasin zich verder tot 'grote, luxewinkel, waarin veel spullen worden verkocht' [1723; Rey], 'warenhuis' [19e eeuw; Rey]. Deze betekenis heeft ook in het Nederlands bestaan, maar is nu verouderend.
Ook Engels magazine 'opslagplaats' [16e eeuw; OED] is ontleend aan het Frans. In het Engels ontwikkelden zich verscheidene betekenisvariaties, waarvan sommige eveneens in het Nederlands zijn overgenomen, bijv. 'patroonkamer in een geweer' [1744; OED] en 'tijdschrift' (uit overdrachtelijk 'opslagplaats van informatie'). Dat laatste woord werd later herontleend in de Engelse vorm magazine "populair tijdschrift" [1947; Koenen].
Fries: magazyn
4132.   magazine
categorie:
leenwoord
Zie: magazijn
4133.   magenta zn. 'donkerroze kleurstof'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. magenta 'anilinerode kleurstof' [1870; Gerding/Opwyrda].
Ontleend aan Engels magenta (red) [1860; OED], een in 1860 gepatenteerde kleurstof die genoemd is naar de bloedige veldslag in 1859 bij Magenta waar Franse en Italiaanse troepen de Oostenrijkers versloegen.
Literatuur: Th. Gerding & R.J. Opwyrda (1870), Zakwoordenboek der scheikunde en der scheikundige bewerkingen, Utrecht, 262; Sanders 2004, 181-183
Fries: magenta
4134.   magnaat zn. 'rijk en machtig persoon'
categorie:
leenwoord
Vnnl. magnaat 'invloedrijk edelman, lid van Hogerhuis' in de Poolsche magnaten [1697; WNT veelvoetig]; nnl. magnaat 'invloedrijk persoon, niet noodzakelijk van adel' in (in Utrecht:) wat sullen de magnaten nu seggen? [1780; WNT], 'rijk en invloedrijk persoon' in de financieele wereld ... hare magnaten [1879; Groene Amsterdammer].
In de oudere betekenis 'edelman, invloedrijk persoon' ontleend aan Laatlatijn magnates, het meervoud van magnas 'edelman, belangrijk persoon', dat een afleiding is van Latijn magnus 'groot', verwant met mega- 'groot'. De betekenis 'door rijkdom machtig persoon' is ontleend aan Amerikaans-Engels magnate, dat in die betekenisuitbreiding voorkomt sinds het 3e kwart van de 19e eeuw [OED].
De Latijnse term magnates werd in Polen en Hongarije gebruikt om edellieden die lid waren van het Hogerhuis mee aan te duiden (WNT, TLF), waardoor het woord ook in West-Europa steeds meer gebruikt werd. Ook vond de ontlening plaats via christelijk Latijn: in het bijbelboek Ecclesiasticus (Jezus Sirach) 33:19 staat in de Latijnse Vulgaat bijv. Audite me magnates & omnes populi 'Luister naar mij, aanzienlijken en alle volken'.
Fries: magnaat
4135.   magneet zn. 'voorwerp dat de eigenschap heeft ijzer aan te trekken'
categorie:
leenwoord, geoniem
Mnl. magnes, magnet 'magneetsteen' in magnes ... dat hi hiser na hem trecket 'magneetsteen, ... dat hij ijzer aantrekt', hi sal legghen dien maghet (lees: magnet) onder hare houet 'hij moet de magneetsteen onder haar hoofd leggen' [beide 1287; VMNW], magneet 'kostbare steen, die ijzer en staal aantrekt' [1477; Teuth.].
Ontleend aan Latijn magnēs (genitief magnētis) 'magneetsteen', zelf ontleend aan Grieks magnẽtis 'id.', verkorting van Magnḗtis líthos 'steen van Magnesia'.
Magneetsteen of magnetiet was vermoedelijk al in de 8e eeuw v. Chr. bij de Grieken bekend. Wrsch. is de steen genoemd naar de plaats waar deze gevonden werd. Het is echter onbekend welk Grieks toponiem Magnesia hierbij bedoeld is: een streek bij Thessalië of een van de twee stadjes van die naam in het westen van Klein-Azië.
Een magneet is bij uitbreiding ook een ijzeren of ijzerhoudend voorwerp waaraan kunstmatig dezelfde magnetische werking is gegeven.
magnetisme zn. 'magneetkracht'. Nnl. de verschijnselen van warmte, licht ... en magnetisme [1736; WNT natuurkunde]. Internationaal neologisme, zo ook bijv. Engels magnetism [1616; OED], Frans magnetisme [1666; Rey]. Afleiding van magneet met het achtervoegsel -isme.
Literatuur: Sanders 1995, 142-145
Fries: magneet ◆ magnetisme
4136.   magnetisme
categorie:
leenwoord, geleerde schepping
Zie: magneet
4137.   magnetron zn. 'oven waarin voedsel door elektromagnetische golven wordt verhit'
categorie:
leenwoord, verkorting, geleerde schepping, bedenker bekend, alleen in België of Nederland
Nnl. magnetron 'instrument dat microgolfstraling genereert' in z.g. magnetrons, een speciaal type oscillatorlamp [1933; Vaderland], vooral in samenstellingen, bijv. magnetronlampen [1937; Vaderland], magnetronoven 'oven waarin voedsel d.m.v. microgolfstraling kan worden verwarmd' [1981; Kramers II], vervolgens magnetron 'id.' [1984; Van Dale HN].
Internationaal neologisme, in 1920 geïntroduceerd door de Amerikaanse natuurkundige Albert W. Hull (1880-1966) bij de ontwikkeling van de magnetron, een bepaald type elektronenbuis waarvan o.a. een permanente magneet deel uitmaakte. Het woord is gevormd bij magneet met een achtervoegsel -tron dat in die periode werd gebruikt voor diverse andere nieuwe typen elektronenbuis en dat teruggaat op Grieks -tron, waarmee instrumentnamen werden afgeleid, bijv. phóbetron 'vogelverschrikker', kínētron 'roerstaaf', émplastron 'pleisterzalf' (zie pleister).
Een van de bekendste toepassingen van de magnetron in de oorspr. technische betekenis van het woord is de microgolfoven [1986; Picarta], leenvertaling van Engels microwave oven [1965; OED]. In het NN heet dit apparaat al sinds de introductie ervan magnetronoven en algauw kortweg magnetron. In het BN spreekt men nog altijd van microgolfoven of kortweg microgolf [2000; Standaard].
Fries: magnetron
4138.   magnolia zn. 'geslacht van sierbomen en -heesters (familie Magnoliaceae)'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. magnolia 'magnolia' [1771; Chomel].
Ontleend aan Neolatijn magnolia, een geslacht van bomen en heesters dat door de botanicus Charles Plumier in 1703 vernoemd is naar Pierre Magnol (1638-1715), directeur van de botanische tuin te Montpellier, een naam die door Linnaeus is overgenomen.
Literatuur: Backer 2000
Fries: magnolia
4139.   maharadja zn. 'titel van vorst in Voor-Indië'
categorie:
leenwoord
Nnl. Maharaja, of Grooten Raja 'titel voor Indiase vorst' [1789; Vad.lett., 290], maharadsja 'id.' [1863; Kramers], maharadja 'id.' [1889; Groene Amsterdammer].
Ontleend aan Hindi mahārājā 'grote koning', uit Sanskrit mahā 'groot', verwant met mega-, en rā́jā- 'vorst, koning', verwant met rijk 2 'vermogend'.
Fries: maharadja
4140.   mahonie zn. 'houtsoort'
categorie:
leenwoord
Nnl. een mahonie houte uijtschuijf tafel 'een mahoniehouten uitschuiftafel' [1763; WNT uitschuiven], mahonie 'mahoniehout' [1861; WNT].
Mogelijk via de wetenschappelijke benaming mahagoni in de systematiek van Linnaeus (1759) ontleend aan Engels mahogany [1660; OED], waarvan de herkomst onduidelijk is. Wellicht is het woord ontleend aan verouderd Spaans mahoganz. Het gaat terug op een indianentaal en is misschien gevormd op basis van maga 'mahonie', een woord van de eiland-Arowakken van Puerto Rico dat ook in het Vroegnieuwnederlands voorkomt [1682; De Vries, 282] (Friederici, 366-367).
Het hout is oorspronkelijk afkomstig van de swietenia mahagoni van de familie der meliaceae, thans ook van andere geslachten van die familie.
Literatuur: S. de Vries (1682), Curieuse aenmerckingen der bysonderste Oost en West-Indische ... dingen I, Utrecht
Fries: mahoany

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven