1.   borrel zn. 'glas sterke drank'
categorie:
geleed woord
Vnnl. borrel 'glaasje sterke drank' [1685; Sanders 1997].
Met verkleiningsachtervoegsel -el gevormd van mnl. borre, borne 'bron, fontein; bronwater, drinkwater', zie bron. Een andere mogelijkheid is dat het woord een zn. is bij borrelen 'opwellen, bellen vertonen', zelf een klanknabootsende formatie, net als laat-mnl. bordelen, bortelen 'opwellen; bellen vertonen', mede onder invloed van borne, borre 'bron'. Het voorkomen van een bel jenever (zie bel 2) in een gelijksoortige betekenis maakt de grondbetekenis 'opborrelende luchtbel' aannemelijk, tenzij die bel haar naam aan de klokvorm van het glas te danken zou hebben. Voor de grondbetekenis 'luchtbel' pleit ook een citaat uit 1778: "De proef van ... brandewijn ... bestaat ... daarin, dat hij in een langwerpige fles gedaan en sterk omgeschud zijnde, de blaasen of borrels, die er als dan op koomen, niet schielijk weder verdwijnen, maar hoe langer dezelve blijven, hoe beter de brandewijn is" (WNT).
borrelen 1 ww. 'sterke drank gebruiken'. Vnnl. borle [1692; WNT]. Afleiding van borrel.
Literatuur: Sanders 1997
Fries: buorrel 'slokje', boarrel 'glaasje sterke drank, waterbel', burrel 'glaasje sterke drank'buorrelje, boarrelje, burrelje.


  naar boven