1.   metaal zn. 'klasse van elementen die als delfstof voorkomen'
categorie:
leenwoord, substraatwoord in brontaal
Mnl. metal 'metaal; legering van zilver en goud' [1240; Bern.], lauoren ... ghegoten van metale 'wasbekkens van gegoten metaal' [1285; VMNW], metael 'koper?' in c. pont copers ofte metael '100 pond koper' [1288-1301; VMNW].\I\i
Ontleend aan Oudfrans metal 'metaal' [ca. 1100; TLF] (Nieuwfrans métal), dat een geleerde ontlening is aan Latijn metallum 'metaal, delfstof; mijn, steengroeve'; dit woord is zelf ontleend aan Grieks métallon 'metaal, erts', oorspr. 'mijn, steengroeve, groeve waar naar mineralen wordt gezocht', wrsch. een terugvorming bij het ww. metalleúein 'delven, houwen, graven naar', een technische term van verder onbekende herkomst.
Fries: metaal


  naar boven