1.   meter 1 zn. 'standaardeenheid van lengte'
categorie:
leenwoord, bedenker bekend
Nnl. meeter, meter in ... den naam van Mètre hebben gegeeven, welken wy in onze taal door het woord Meeter overbrengen [1802; WNT].
Ontleend aan Frans mètre 'eenheid van lengte, basis van het metrieke stelsel' [1791; TLF], dat zelf een geleerde ontlening is aan Grieks métron 'maat, instrument om te meten'.
Grieks métron is verwant met: Latijn mētīrī 'meten' (afleiding van *mēti 'maat' < pie. *méh1-ti-); Sanskrit mímīte 'hij meet af'; Oudkerkslavisch měra 'maat'; Tochaars A me-, Tochaars B mai- 'meten'; en misschien ook Oudkerkslavisch sŭ-měti 'durven'; < pie. *meh1-, *mh1- '(af)meten' (LIV 424). Zie ook meten en maal 1.
De naam mètre werd op 26 april 1791 officieel goedgekeurd door de Assemblée Nationale, de volksvertegenwoordiging van de Franse republiek. Zij had de Franse Academie van Wetenschappen verzocht een stelsel van maten en gewichten te ontwerpen gebaseerd op een decimaal matenstelsel dat in 1670 was voorgesteld door de Franse geestelijke Gabriel Mouton.
Fries: meter


  naar boven