oedeem zn. 'zwelling door lichaamsvocht' categorie: leenwoord, geleerde schepping Nnl. het oedema 'ophoping van een abnormale hoeveelheid vocht in de weefsels' [1624; WNT Aanv. oedema], oedeem 'id.' [1847; Kramers]. Geleerde ontlening aan Grieks oídēma 'zwelling, tumor', afgeleid van oideĩn 'opzwellen' en verwant met etter 1 'pus'. Dezelfde Griekse woordstam komt ook voor in de eigennaam Oidipous, met als tweede lid poús 'voet'. Fries: oedeem