1.   zakken ww. 'dalen'
Vnnl. sacken 'in een bepaalde richting gedreven worden' in zoodat al herwaers sacken zal 'zodat iedereen hierheen gedreven zal worden' [1566; iWNT], Des winters als de sluijsen bij stormen van winde drije ofte vier getijden toe moeten blijven staen, soodat daerdoore het opperwater soo aensackt dat het gesaijt lant seer onderloopt '... zodat (bij langdurig gesloten sluizen) het bovenstroomse water zo sterk toeneemt, dat het zaailand onderloopt' [ca. 1578; iWNT aanzakken]; vervolgens vnnl. sacken eenmalig overgankelijk gebruikt in Du haddest my daer neer gesmackt, End inden gront der zee gesackt [1590-99; iWNT], daarna overwegend 'dalen, doorzakken' in Of nu ... zijn gheld-kantoor niet sackt Van Spaansche kluyten veel 'dat zijn geldkantoor niet doorzakt van de vele Spaanse munten' [1610; iWNT kluit I], Heylighe liefde ...: Sackt neder op de logge Aerde [1615; iWNT nederzakken], is nu weder ghesackt '(het waterpeil) is nu weer gezakt' [1624; iWNT].
Herkomst onduidelijk. De oorspr. betekenis lijkt 'door een bepaalde kracht geleidelijk in een bepaalde richting gedreven worden'; daaruit is via 'naar beneden gedreven worden' de latere betekenis 'zakken' eenvoudig te verklaren als betekenisvernauwing.
Nnd. sakken 'dalen' (met een vroege, geïsoleerde attestatie als reflexief: mnd. sik sacken 'zakken' [voor 1542; Schiller/Lübben]); nhd. sacken 'dalen, verzakken'; < pgm. *sakkōn-. Nde. sakke 'afvallen, afnemen, wegdrijven', nzw. sacka 'achter raken, afnemen (van de wind), ineenzakken', nno. dial. sakka 'dalen, afnemen' en misschien ook het bovengenoemde nhd. woord zijn ontleend aan het Nederduits. De herkomst van me. saggen 'vervallen (in zonde)' [ca. 1450; MED], 'afhangen, doorzakken' (ne. sag 'verzakken, doorbuigen; afnemen; (met de wind) wegdrijven') is onzeker. Ontlening aan het mnl. of mnd. (FvW e.a.) is vanwege de -g(g-) en het dateringsverschil onwrsch. De vorm saggen zou wel ontleend kunnen zijn aan een van de bovengenoemde Scandinavische woorden sakka enz., maar die woorden zijn jong en zelf ook ontleend. Ontlening aan een Noors dialectwoord sagga 'zwaar en langzaam lopen' (OED, Onions) stuit op slecht overeenkomende betekenissen. Misschien zijn mnl./mnd. sacken en me. saggen beide als scheepvaartterm ontleend aan het met zinken verwante sterke werkwoord on. søkkva (sökk, sokkenn) 'vallen, dalen, zakken' met interpretatie van de stamklinker als -a-.
Volgens velen (o.a. FvW, MNW, De Tollenaere (1996) en Kluge) is zakken een afleiding van zak. De oorspr. betekenis 'in zakken doen', zoals in mnl. L ellen zaclakens, om dit voirsz. coorn te zacken '50 el zaklaken om het genoemde graan in zakken te doen' [eind 14e eeuw; MNW], ook van personen (als straf) in [werden] ghesact ende in de Seine verdronken [ca. 1470; MNW], zou zich dan hebben ontwikkeld tot '(doen) zinken' op grond van de veronderstelling dat wat men in een zak doet, naar beneden zinkt (De Tollenaere 1996, 197). De 16e-eeuwse attestaties van onovergankelijk (-)sacken roepen echter geen enkele associatie met een zak op en ondersteunen deze etymologie dus niet: van een expliciet neerwaartse beweging is aanvankelijk maar zelden sprake.
Volgens anderen (onder meer Grimm, Falk/Torp, Hellquist, NEW, Pfeifer en Kluge21) is zakken een nasaalloze, ablautende intensiefformatie bij de wortel van zinken 'zakken' (Proto-Germaans *sakkwōn- bij *senkwan-). Maar ook deze verklaring lijkt weinig wrsch., in het bijzonder vanwege de relatief jonge leeftijd en de geringe geografische verspreiding van het woord.
Verband met pgm. *sīgan- 'zakken, naar beneden gaan' (zie zijgen) lijkt vanwege de vorm niet waarschijnlijk.
Literatuur: F. de Tollenaere (1996), 'Etymologica: zakken (intrans.). Externe (idg.) of interne (ndl.) etymologie?', in: T&T 48, 191-197
Fries: sakje


  naar boven