1.   beurs 2 zn. 'handelsplaats'
categorie:
leenwoord
Vnnl. beurse, buerse, borsse 'handelsvereniging' [1525; MNHWS], 'koopmansbeurs' [1545; MNHWS].
Het woord kreeg deze betekenis mogelijk naar de Brugse herberg Ter Beurze of d'Oude Buerze. De makelaars- en herbergiersfamilie die er vanaf 1257 meer dan twee eeuwen lang woonde, heette Van der Borse (of Van der Burse, Italiaans Della Borsa); ze had drie geldbuidels als wapenschild (Guicciardini), zie beurs 1. Het huis was een ontmoetingsplaats van handelaren en bankiers. Een aannemelijker verklaring is dat de betekenis van beurs als handelsgebouw zich ontwikkeld heeft uit die van 'geldzak'. In 1531 werd de Antwerpse 'beurs' geopend en vanaf toen verving beurs het Franse woord Loge (de Change), dat een leenvertaling van Italiaans loggia was, zie loge, loggia.
Nederlands beurs werd overgenomen in verschillende talen: Fries beurs; Duits Börse [1531]; Engels bourse; Deens børs; Zweeds börs; Noors børs; Frans Bourse (nog steeds met hoofdletter) [1549]; Italiaans (via het Frans) borsa [18e eeuw]; Spaans bolsa. Neolatijn bursa ging naast 'leren zak, geldbeurs' ook 'de Beurs te Brugge' betekenen. Uit de betekenis 'gebouw waar gehandeld wordt' is de abstracte betekenis 'samenkomst van kooplieden' ontstaan [1611; WNT].
Literatuur: L. Guicciardini (1567) Descrittione di tutti i Paesi Bassi, Antwerpen (facsimile in vertaling: Beschrijvinghe van alle de Nederlande Facsimile uitgaven Nederland XI (1968) 396); J. Maréchal (1946) 'Het internationale karakter van de Brugsche handelsbeurs', in: Bijdragen aan de geschiedenis der Nederlanden 1, 84-90; Sanders 1993; Grauls 2001; M. Philippa (1992) 'Beurs', in: OT 61, 49
Fries: beurs


  naar boven