1.   hymne zn. 'plechtige lofzang'
categorie:
leenwoord
Mnl. ymne, ymme, hymne 'lofzang', in die ymmene van onser Vrouwen 'de hymne van onze (lieve) Vrouw' [1300-25; MNW-R], met imnen, met zange mede 'met hymnen en ook met zang' [1300-50; MNW-R], dese maecte orisoene tracte ende ymnen scone 'hij maakte mooie gebeden, gezangen en hymnen' [1340-60; MNW-R].
Via Frans ymne, hymne 'lofzang' [ca. 1120 resp. 1200; Rey] ontleend aan Latijn hymnus 'id.' < Grieks húmnos 'id.', van onbekende verdere herkomst. Weinig wrsch. is verband met het qua vorm gelijkende woord humḗn 'vlies' (zie hymen), waarbij men zou moeten denken aan een gemeenschappelijke betekenis 'verbinden, vastmaken' en hymne gezien wordt als 'liedconstructie'.
De grondbetekenis van het woord is in de moderne talen nog dezelfde als in het Grieks, al is er meer variatie gekomen in wat bezongen wordt. De Grieken droegen hun hymnen op aan helden en goden, christelijke auteurs zongen hun hymnen vooral voor God; in de meer aardse betekenis werd het 'lofzang op een persoon of zaak' of 'op een land of streek'.


  naar boven