1.   schilder zn. 'verver'
categorie:
geleed woord, geleed woord, geleed woord, geleed woord
Mnl. als beroepsnaam van Gilis de scildere 'Gillis de schilder' [1270; VMNW].
Afleiding van schild. Schilden werden ter herkenning voorzien van het wapen van de drager; degene die deze kleurrijke afbeeldingen aanbracht heette de schilder. Bij uitbreiding voorzag de schilder ook plafonds, muren, textiel e.d. van afbeeldingen.
schilderen ww. 'verven'. Mnl. dat men die tafel des outers ... mit ... schilderen versieren zal 'dat men de altaartafel versieren zal door hem te beschilderen' [1485; MNW]. Afleiding van schilder. ◆ schilderij zn. 'geschilderde voorstelling'. Mnl. schilderie, schilderye 'schilderwerk' in scilden ..., die verwapent zijn van scilderiën 'schilden die met wapens beschilderd zijn' [1424; MNW], Van dat der schilderye of pourtraicturen anghaen zoude 'betreffende het schilderwerk' [1500; MNW]; vnnl. 'een geschilderde voorstelling op doek' in om Schilderyen te verkoopen [1617; iWNT]. Afleiding van schilderen met het achtervoegsel -erij. ◆ schilderachtig bn. 'pittoresk; beeldend'. Vnnl. Schilderachtich 'van de aard van een schilder' [1604; iWNT], 'gelijkend op het werk van een schilder, een bekoorlijk tafereel uitmakend, pittoresk' in De gesichten ('het uitzicht, de vergezichten')... zijn op veel plaetsen seer schoon ende schilderachtigh [1688; iWNT]. Afleiding van schilder met het achtervoegsel -achtig.
Fries: skilder 'kunstschilder' (ontleend aan het Nederlands) ◆ skilderjeskilderijskildereftich


  naar boven