1.   netto bw. 'na aftrek van onkosten; na aftrek van verpakkingsmateriaal'
categorie:
leenwoord
Vnnl. netto 'na aftrek van kosten' [1567; Van der Sijs 2001], 'na aftrek van verpakking' in het netto gewicht der balen [1686; WNT tarra], 'na verrekening met andere betalingen' alles ... afgetrocken, blijft ons netto schuldigh ... [1672; WNT rescontreeren]; nnl. netto 'na aftrek van onkosten, premies, verpakkingsgewicht enz.', vaak in samenstellingen, zoals netto-gewicht [1861; WNT allooi], netto-inkomen [1872; WNT verhouding], nettobedrag [1883; WNT Aanv. bedrijf], ook algemener 'na aftrek van bijkomende zaken', bijv. netto uurproduktie [1967; WNT Aanv. uur I].
Ontleend aan Italiaans netto 'per zuiver gewicht' [1262; DELI], verkorting van peso netto 'zuiver gewicht', waarin peso < Latijn pe(n)sum 'gewicht', zie pendant 'tegenhanger', en netto 'zuiver, rein' < Latijn nitidus 'glanzend, schitterend; keurig', zie net 2.
Fries: netto


  naar boven