1.   verkwanselen ww. 'stiekem en onvoordelig verkopen'
categorie:
geleed woord
Vnnl. verquantzelen 'ruilen, inwisselen' [1573; Thes.], verquanselen 'op onjuiste wijze verkopen, versjacheren' in Het verbod betrof zoowel het verkoopen, als het ruilen en "verquanselen" [1620; WNT], 'verkwisten, verspillen' [1691; WNT], uw' schoon' uren Soo sot verquansselt [1674; WNT]; nnl. verkwanselen 'bederven, verspelen' in Met zulke gekheden verkwanselt hy zyn ... gezondheid [1787; WNT], 'op onverantwoorde wijze wisselen, verkopen' in veertien stuivers ... waarvoor-i z'n Nieuw-Testament met gezangen had verkwanseld [1862; WNT].
Afleiding met het voorvoegsel ver- (sub b) van het na de 19e eeuw verouderde werkwoord kwanselen 'geld verspillen; sjacheren', ouder kwanzelen [1682; WNT] en quantselen [1599; Kil.], mnl. ook quantelen 'knoeien, oneerlijk handelen' [1350-1400; MNW-R]. Dit ww. is wrsch. ontleend aan het Duits, waar gewestelijke werkwoorden voorkomen als quantzen, quantzeln 'sjacheren, ruilen, knoeien' en Nederduits quanten, quanteln, quantern 'id.' (WNT, FvW, Grimm). Dit zijn wrsch. afleidingen van Nederduits quant 'pedante, onbeduidende kerel', hetzelfde woord als kwant 'kerel, snaak, klunzig persoon'.
Fries: ferkwânselje


  naar boven