1.   mega- voorv. 'zeer groot; een miljoen maal'
categorie:
leenwoord
Nnl. in megascopium 'werktuig om zeer grote dingen te meten' [1824; Weiland], megameter 'werktuig om grote dingen te meten' [1832; Weiland], megaphoon 'trechtervormig instrument om een geluid te versterken' [1886; Kramers], megawatt 'een miljoen watt' [ca. 1960; WNT Aanv.], mega-hit 'grote hit' [1985; De Coster 1999].
Internationaal voorvoegsel, gebaseerd op Grieks mégas 'groot'.
Grieks mégas (genitief megálou) is een erfwoord met verwanten in vele andere talen, onder andere de Germaanse: onl. mikil (zie onder); os. mikil (mnd. vero. mekel; in plaatsnamen: Mecklenburg); ohd. mihil (mhd. michel); oe. micel (ne. vero. mickle, Schots muckle; uit een nevenvorm muchel ontstond daarnaast ne. much 'veel'); on. mikill (nzw. mycket 'veel'); got. mikils; alle 'groot, groots', < pgm. *mekila-. Nederlandse attestaties zijn: onl. mikil [10e eeuw; W.Ps.], Mikulunhurst 'Mekkelhorst (Overijssel)' [eind 10e eeuw; Künzel], mnl. migel [1200; VMNW] en door rekking in open lettergreep mekel [1260-80; VMNW]. In het Middelnederlands was het woord al verouderd en kwam het alleen nog in poëzie voor.
Verder is Grieks mégas nog verwant met: Sanskrit máhi, mahā- 'groot' (zie maharadja); Armeens mec 'groot'; Hittitisch mekkiš 'veel'; Tochaars A māk 'veel', Tochaars B māka 'id.'; < pie. *meǵh2- (IEW 709).
Daarnaast staat een jongere Europese nevenvorm pie. *maǵ-, waaruit: Latijn magnus 'groot, groots, oud, aanzienlijk' (zie magnaat), vergrotende trap māior < *maiiōs < *mag-iōs (zie majoor), overtreffende trap maximus < *mag-isemo- (zie maximum); Proto-Keltisch *mag-jo- (Middeliers maige 'groot, aanzienlijk'), *mag-lo- (Middeliers mál 'hoofd-, opper-', Welsh mael 'id.'); Albanees madh 'groot'; en wellicht Litouws mãgulas 'talrijk'. Deze vormen zijn ontstaan uit de nultrap *mg- (Schrijver 1991: 480-481).
De klassiek-Griekse combinatievorm van mégas is megalo-; in het Neolatijn en in de moderne talen is megalo- een variant van mega-, die slechts in een beperkt aantal wetenschappelijke termen voorkomt, bijv. nnl. megalographie 'zeer groot schilderij' [1824; Weiland]; bekend is vooral megalomaan 'overtuigd van eigen grootheid', bijv. in megalomane ... waan-voorstellingen 'grootheidswaanvoorstellingen' [1913; WNT expansief]. Ook mega- kwam in de moderne talen aanvankelijk alleen in wetenschappelijke termen voor, maar werd dankzij megafoon eind 19e eeuw bij een groot publiek bekend. In de 20e eeuw kwam daar het gebruik als voorvoegsel voor eenheden bij, zoals in megawatt 'een miljoen watt', megaton 'eenheid voor explosieve kracht (die van een miljoen kilogram TNT)'. In computerterminologie betekent mega- '220 (= ca. één miljoen)', zoals in megabyte. Ten slotte komt mega- in het algemene spraakgebruik sinds de jaren 1980 voor in de betekenis 'zeer groot, abnormaal groot'; wrsch. is dat een leenbetekenis uit het Engels, waar de oudste attestaties van mega- in deze functie uit de jaren 1960 dateren (OED).
Fries: mega-


  naar boven