1.   bil zn. 'deel van het zitvlak'
categorie:
samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking
Mnl. in de samenstellingen agter billen (mv.) 'billen' [1240; Bern.] en arsbillen (mv.) [14e eeuw; MNW-R]. Als simplex billen (mv.) [1351; MNW-P].
Oorspr. alleen gebruikt in samenstellingen met achter en aars. De vorm bille is wrsch. een Noordzee-Germaanse variant van *belle < *balliƍ-, een afleiding van bal 1.
Os. arsbelli (mnd. arsbille; nnd. Bille [1652; Kluge21]); ohd. arsbelli 'bil, achterwerk' (nhd. Bille 'achterdeel van de scheepsromp' < nnd.?); nfri. bil 'dij'.
Fries: bil


  naar boven