1.   bikken 1 ww. 'hakken'
categorie:
klankwoord
Mnl. bicken 'aanvallen' [1248-1316; MNW], 'houwen, steken, pikken (van vogels)' [1400-50; MNW].
Klanknabootsend woord als variant van pikken. De betekenis 'bikkend eten' heeft zich apart ontwikkeld tot bikken 2 'eten'.
Mnd. bicken 'behouwen, pikken, slaan'; ohd. anabicken 'aanvallen' (mhd. bicken 'steken, pikken, slaan'; nhd. picken 'pikken'); nfri. bikje, bikke; als zn. ofri. bitse- 'pikhouweel, hak'.
Fries: bikje


  naar boven