1.   bijzin zn. 'afhankelijke zin, ingebedde zin'
categorie:
geleed woord
Nnl. bijzin 'deel van de zin met minder belangrijke informatie' [1858; Winkel].
Gevormd uit bij 1 en zin in de taalkundige betekenis.
De bijzin werd vroeger geacht een gedachte van ondergeschikt belang of een deel van een andere gedachte te bevatten; als zodanig maakt hij deel uit van een groter geheel, de hoofdzin, en is hij daarin zinsdeel(stuk). In de latere grammaticale traditie komen steeds formelere beschrijvingen op, zoals zin met achter-pv 'zin met persoonsvorm achteraan' [1971; Paardekooper].
Literatuur: L. te Winkel (1858) Logische analyse, Zutphen; P. Paardekooper (1971) Beknopte ABN-syntaksis, Den Bosch
Fries: bysin


  naar boven