|
1. |
bijstelling zn. 'appositie' categorie: geleed woord, leenvertaling Nnl. bystelling 'appositie' [1826; Bilderdijk], bijstelling 'zinsdeel(stuk)' [1846; Mulder]. Gevormd uit bij 1 en een afleiding met -ing van het werkwoord stellen; leenvertaling van Latijn appositum, in de klassieke grammatica 'achtergeplaatst(e) woord(groep) binnen dezelfde functie', verl.deelw. van appōnere 'plaatsen bij', afgeleid met ad- van het werkwoord pōnere 'plaatsen, stellen', zie positie. Een eerder gebruikte vertaling is vnnl. nevenstellinge [1625; Heule]. Literatuur: W. Bilderdijk (1826) Nederlandsche spraakleer 's-Gravenhage; L. van Driel (1988) De zin van de vorm, Amsterdam; G. Mulder (1846) Nieuwe Nederlandsche spraakleer, Nijmegen; Ruijsendaal 1989 Fries: bystelling
|
naar boven
|