|
1. |
bijspijkeren ww. 'opknappen, herstellen' categorie: geleed woord Nnl. bijspijkeren '(van een leerling) (helpen) de achterstand in (te) halen' [1855; WNT]. Gevormd uit bij 1 en het werkwoord spijkeren, mnl. spikeren, spijckeren 'vastnagelen' [1425-30; MNW], afgeleid van het zn. spijker, dus letterlijk 'door spijkeren stevig(er) maken'. Aangezien het woord nog betrekkelijk jong is, is de uitleg in EDale te verwerpen, waar verband gelegd wordt met het zn. (dialectisch) spijker 'korenschuur, voorraadschuur', zodat bijspijkeren '(de voorraad) aanvullen, op peil brengen' zou kunnen betekenen. Fries: byspikerje
|
naar boven
|