1.   werk zn. 'arbeid'
Onl. werc in end allum dioboles uuercum (gelatiniseerd) 'en alle werken van de duivel' [eind 8e eeuw; CG II-1, 26]; mnl. werc, warc, weerc in uan sente Servases werken 'van de werken van Sint-Servaas' [1200; VMNW].
Os. werk (nnd. wark); ohd. werc (nhd. Werk); ofri. werk (nfri. wurk); oe. weorc (ne. work); on. verk (nzw. värk); alle 'werk, arbeid', < pgm. *werka-.
Hierbij hoort ook de afleiding *wirkijan- 'werken', waaruit werken (zie onder), en verder: os. wirkian (nnd. warken); ohd. wirken (nhd. wirken); ofri. werk(i)a, wirtz(i)a (nfri. wurkje nieuw gevormd uit wurk). Daarnaast met nultrap pgm. *wurkijan-, waaruit: os. workian (mnd. wurken); ohd. wurken (mhd. wurken, würken); oe. wyrc(e)an (ne. work); on. yrkja; got. waurkjan. Nog aanwezig in mnl. workeldach 'werkdag'.
Verwant met: Grieks érgon 'werk' (zie ook allergie, chirurg, energie, lethargie, liturgie), érdein (< *uerǵi-) 'doen, offeren', órganon 'instrument, orgaan' (zie ook orgaan), órgia 'geheime rite' (zie ook orgie); Avestisch varəza- 'het werken'; Oudiers fairged 'maakt', Oudbretons gwerg 'werkzaam'; Armeens gorc 'werk'; < pie. *uerǵ-, *uorǵ-, *urǵ- 'doen, maken, werken' (LIV 686).
werken ww. 'arbeiden; functioneren'. Onl. wirken 'werken, maken' in uueg uuirkit imo 'maak een weg voor hem' [10e eeuw; W.Ps.], ther ... sinemo heerron wirche 'die voor zijn heer werkt' [ca. 1100; Will.]; mnl. werken in hundirt cameren, gewart al te samene 'honderd kamers, samen gemaakt' [1201-25; VMNW], werken 'arbeid verrichten' [1240; Bern.], Dat got die sikheit wrachte 'dat god de ziekte veroorzaakte' [1265-70; VMNW]. Afleiding van werk. De verleden tijd en het verl.deelw. luidden in het Middelnederlands (nu nog Vlaams) wrochte(n) en ghewrocht, Engels wrouight, met Noordzee-Germaanse metathese van r voor -(c)ht als in godsvrucht, en zie ook het bn. doorwrocht en het zn. gewrocht. Door analogiewerking ontstond hierbij in het Nieuwnederlands een nieuw werkwoord wrochten, dat gewoonlijk beperkt blijft tot literair of schertsend taalgebruik en dan de betekenis '(als kunstenaar) scheppen' heeft.
Fries: wurkwurkje


  naar boven