1.   snedig bn. 'slagvaardig, gevat'
categorie:
geleed woord
Mnl. snedich 'slim, schrander, scherp van verstand' [1477; Teuth.]; vnnl. snedig ook van uitingen, met d-syncope ook wel sneeg, in Met snege woorden 'met scherpzinnige bewoordingen' [1625; iWNT], dit snedig antwoordt [1696; iWNT].
Afleiding van snede 'het snijden, insnijding', zie snee. De betekenis is vergelijkbaar met de overdrachtelijke betekenis scherp in scherp van zin, scherpzinnig.
Fries: snedich, snjiddich


  naar boven