1.   noot 1 zn. 'aantekening bij een tekst; toonteken; toon'
categorie:
leenwoord
Mnl. note 'schriftteken, aantekening' [1240; Bern.], note 'gezongen of gespeelde noot' in die noten clommen ... te hemele wert 'de noten stegen hemelwaarts' [1265-70; VMNW], 'muzieknoot' in alle noten van musiken consi singhen [1287; CG II], 'aantekening' in die note in boke maect 'die aantekeningen maakt in boeken' [ca. 1483; MNW].
Ontleend, al dan niet via Frans note 'noot, teken, aantekening' [1155; Rey], aan Latijn nota 'teken, aantekening, kenteken', zie nota.
De betekenissen 'notitie' en 'muzieknoot' hebben beide aanleiding gegeven tot een aantal doorzichtige samenstellingen, zoals notenbalk 'de lijnen waarop de muzieknoten worden genoteerd' [1839; WNT wachter], notenschrift 'muziekschrift' [1855; WNT toonkunde], en notenapparaat 'geheel van noten bij een tekst' [1963; WNT Aanv. noot II].
Fries: noat


  naar boven