1.   hommage zn. 'hulde, eerbetoon'
categorie:
leenwoord
Mnl. homagie 'hulde van een leenman aan zijn leenheer' [1460-80; MNW-R]; vnnl. hommage 'id.' [ca. 1530; WNT Aanv.], dan ook algemener 'betuiging van onderdanigheid, eerbetoon', bijv. in teeken van onderdanicheyt ende homagie [1598; WNT Aanv.]; nnl. een klyn Hommagie 'een klein huldeblijk' [1790; WNT Aanv.].
Ontleend aan Oudfrans homage 'hulde aan de leenheer' [ca. 1160; Rey] en aan de daaruit ontwikkelde algemenere betekenis 'uitdrukking van eerbetoon of onderwerping' (Nieuwfrans hommage), afleiding van Oudfrans homme 'leenman, soldaat' (Nieuwfrans 'man'), ontwikkeld uit Latijn homo (genitief hominis), verwant met -gom in bruidegom. De spelling wordt vanaf de 16e eeuw aangepast aan de Nieuwfranse.
Ten tijde van het leenstelsel, dus in de Middelnederlandse periode, bestond als synoniem van hommage de leenvertaling manscap, zoals in bi manscape die gi mi sijt sculdeh 'bij de hommage die u mij schuldig bent' [1260-80; CG II, Wr.Rag.].


  naar boven