1.   duel zn. 'tweegevecht'
categorie:
leenwoord
Vnnl. by vorme van duël ende camp 'door middel van tweegevecht en tweekamp' [1562-92; MNW vervallen], duel 'tweegevecht' [1610; WNT vechten].
Ontleend aan fr. duel, eerder duelle [1556; Rey] < Latijn duellum, een oude vorm van Latijn bellum 'strijd, oorlog', die als nevenvorm bewaard bleef en al vroeg volksetymologisch in verband werd gebracht met Latijn duo 'twee'. In het Laatlatijn wordt duellum weer een algemeen woord om tweegevechten mee aan te duiden. Ontlening via Duits Duell is minder wrsch., aangezien het woord daar pas in de 17e eeuw verschijnt (Pfeifer).
duelleren ww. 'een tweegevecht houden' vnnl. duëlleren [1699; WNT zelfverdediging]. Ontleend aan Laatlatijn duellare 'een tweegevecht houden', een afleiding van duellum; eventueel onder invloed van Duits duellieren [17e eeuw; Pfeifer]; niet uit het Frans, aangezien een Frans werkwoord *dueller niet bestaat.


  naar boven