1.   twee telw. '2'
categorie:
erfwoord
Onl. twēne, twā, twē in tuene thia gehorda ik 'ik hoorde twee dingen' [10e eeuw; W.Ps.], in het toponiem Tuente 'Twente' (met een onbekende uitgang of tweede lid) [1027-54; Künzel], Tuagemet, letterlijk 'twee gemeten' [1181-1210; Künzel]; mnl. twe [1240; Bern.], twee.
Os. twēne, twā, twē (mnd. twē/twī); ohd. zwēne, zwā/zwō, zwei (nhd. zwei, maar dialectisch komen de m./v. vormen nog veel voor); ofri. twēne, twā (nfri. twa); oe. twœgen, twā, twā/ (ne. two); on. tveir, tvær, tvau (nzw. två); got. twai, twōs, twa, Krim-Gotisch tua; < pgm. *twai, *twōs, *twa 'twee', met telkens resp. de mannelijke, vrouwelijke en onzijdige vorm.
Verwant met: Latijn duo (Frans deux); Grieks dúō; Sanskrit dvā́; Avestisch duua; Litouws ; Oudkerkslavisch dŭva (Russisch dva); Oudiers dāu; Armeens erku; Albanees dy; Tochaars A/B wu/wi; < pie. *duoh1, *duo-ih2 'twee' (IEW 228). Dit woord werd oorspr. als een dualis verbogen. Een wortelvariant *dui- treedt in verschillende taalgroepen op in afleidingen en samenstellingen: als pgm. *twi- bijv. in twist en tussen en in onl. twifalt 'tweevoudig' [10e eeuw; W.Ps.], *twigimni 'twee jaar oud' [8e eeuw; LS], *twijāri 'twee jaar oud' [8e eeuw; LS], mnl. twiinghe 'onenigheid' [1296; VMNW], ohd. zwijār 'leeftijd van twee jaar'; buiten het Germaans: Vroeglatijn dvi- > Latijn bi- 'twee-' in bijv. biceps, binair; Grieks di- 'twee-' in bijv. dilemma, diode, diploma; Sanskrit dvi- in dvi-mātár- 'twee moeders hebbend', dvi-pád- 'twee voeten hebbend'; Avestisch bi-; en zie weduwe. Voor een andere variant, pie. *duei, zie twijfel en twijg.
Dit telwoord werd oorspr. verbogen naar woordgeslacht en naamval; op grond van het Oudgermaanse taalmateriaal reconstrueert men voor het West-Germaans de nominatief-/accusatiefvormen twēne (mannelijk), twā (vrouwelijk) en twē (onzijdig). Deze verdeling is in het Oudnederlands nog wel zichtbaar, maar wordt dan al niet meer consequent toegepast. In het Middelnederlands is de algemene vorm twee, gebaseerd op de onzijdige vorm. De verbuigingsuitgangen hielden langer stand: zowel mnl. tweer (genitief) als tween (datief) zijn vrij algemeen.
Het toponiem Twente, letterijk 'twee kanten, twee delen', is al zeer vroeg geattesteerd in een Latijnse inscriptie in de vorm Tuihanti '(van) Twente' [222-235; Künzel], maar deze vorm wordt nog als West-Germaans beschouwd.
Fries: twa


  naar boven