1.   annonceren ww. 'aankondigen, adverteren'
categorie:
leenwoord
Vnnl. annunciëren "verkondighen" [1663; Meijer], annonceren 'boodschappen, verwittigen' [1669; Meijer]; nnl. 'in een dagblad aankondigen' [1794; WNT Supp.].
Ontleend aan Frans annoncer, ontwikkeld uit Laatlatijn annuntiare 'melden, verkondigen', gevormd uit ad- 'aan, tot' en Latijn nuntiāre 'berichten', afleiding van nuntius 'boodschapper', dat wrsch. is gevormd uit *novi-ventius, uit novus 'nieuw' (zie nieuw) en een nomen agentis bij venīre 'komen', dat verwant is met komen.
In het Nederlands is dit woord beperkt gebleven tot enkele specifieke toepassingen, bijv. in bepaalde kaartspelen.
annonce zn. 'aankondiging'. Nnl. eene kleine Annonce in de Couranten 'aankondiging in de kranten' [1788; WNT Supp.]. Ontleend aan Frans annonce 'id.' [1678] (eerder ook in andere betekenissen), afleiding van annoncer.


  naar boven