|
1. |
darts zn. mv. 'pijlwerpspel' categorie: leenwoord Nnl. darts 'werpspel' [1984; Dale]. Ontleend aan Engels darts 'id.' (met oudste vindplaats in dart boards [1901; OED]), mv. van dart 'klein pijltje met scherpe punt waarmee bij darts gespeeld wordt'. De algemene betekenis van dart is 'werpspeer' [ca. 1314; OED], ontleend aan Oudfrans dart 'id.' (Nieuwfrans dard 'angel') < Frankisch *daroth 'id.'. De Frankische reconstructie wordt ondersteund door de verwante woorden: ohd. tart; oe. daroð; on. darr(aðr), alle met de betekenis 'speer, werpspies. pijl'; < pgm. darōþ-. Verwantschap buiten het Germaans is onzeker. Men denkt aan Sanskrit dhā́rā 'lemmet, snijvlak', bij een wortel pie. *dhor-. ◆ darten ww. 'darts spelen'. Nnl. darten [1992; Dale]. Afleiding van darts.
|
naar boven
|