1.   volwassen bn. 'volgroeid'
Mnl. volwassen 'volgroeid' [1240; Bern.], in Jnde bruodet so lange dat die iungen sin volwassen 'En broedt net zolang tot de jongen volgroeid zijn' [1270-90; VMNW].
Verl.deelw. van mnl. volwassen 'volgroeien' zoals in die wiuere doit den gienen dar si af kuomen is. er si volwast 'de adder doodt degenen van wie hij afstamt nog voor hij volgroeid is' [1270-90; VMNW], gevormd uit vol 'tot het einde' en wassen 2 'groeien'.
De Middelnederlandse betekenis van volwassen komt overeen met Nieuwnederlands volgroeid. Niet alleen mensen en dieren, maar ook vruchten en de ongeboren vrucht konden volwassen zijn, wanneer deze hun volle omvang hadden bereikt. Tegenwoordig spreekt men alleen bij mensen, bomen en dieren nog van volwassen. Voor mensen kan het woord zelfstandig gebruikt worden als volwassene [1637; iWNT]. In het Middelnederlands gebruikte men in deze betekenis wel het woord lieden (dat eveneens op een woord voor 'groeien' teruggaat), zoals blijkt uit Hi ... liep Met kindren ende met lieden [1340-60; MNW-R].
Fries: folwoeksen


  naar boven