1.   volume zn. 'inhoud, omvang; geluidssterkte'
Vnnl. volume 'boekdeel' in nyeuwen boecken, quoyeren oft volumen te prenten oft schryuene 'nieuwe boeken, verzamelbundels of boekdelen te drukken of te schrijven' [1529; WNT], "een deel eens gansch boucx" [1553; Van den Werve], 'inhoud, omvang' in een vat ..., wesende swaer ende groot van volume [1587; WNT]; nnl. ook 'geluidssterkte' in een instrument [met] Vlekkelooze reproductie, volkomen natuurgetrouw, groot volume [1930; Leeuwarder Courant].
Via Frans volume 'omvang' [1279, TLF], 'boekrol' [1284; TLF] ontleend aan Latijn volūmen 'manuscriptrol', afleiding van volvere 'rollen', zie volte.
Fries: folume


  naar boven