1.   voltrekken ww. 'uitvoeren'
Mnl. voltrecken 'uitvoeren, effectueren' in De welke saken aldus ... voltrocken ... waren 'welke zaken zo uitgevoerd waren' [1368; MNW]; vnnl. het voltrekken van de regts-pleging [1664; iWNT].
Gevormd uit vol in de betekenis 'tot het einde' en trekken, vergelijk de betekenis van zich aantrekken '(iets) als zijn eigen zaak beschouwen'. Mogelijk gevormd als leenvertaling van Middelhoogduits volziehen, volleziehen (Nieuwhoogduits vollziehen).
Fries: -


  naar boven