1.   hardware zn. 'computerapparatuur'
categorie:
leenwoord
Nnl. hardware 'computerapparatuur' [1969; WNT Aanv.]. Eerder al in de betekenis 'ijzerwaren' [1847; Kramers], maar reeds in het begin van de 20e eeuw verouderend, hoewel woordenboeken het nog lange tijd blijven vermelden.
Tweemaal ontleend aan Engels hardware, letterlijk 'harde waren', zie hard en waar 1 'artikel'. In het Engels heeft hardware als oorspr. en nog steeds bestaande algemene betekenis 'ijzerwaren' [1515; OED]; na de Tweede Wereldoorlog, dus al vanaf het begin van het computertijdperk, wordt het ook specifiek voor 'computerapparatuur', waarbij als tegenhanger later de term software werd ingevoerd.


  naar boven