1.   happen ww. 'grijpen met de mond'
categorie:
klankwoord
Vnnl. happen 'grijpen, vastgrijpen' [1588; Kil.], 'grijpen met de mond' [1618; WNT].
Herkomst onduidelijk. Wrsch. een woord dat het geluid van dichtklappende kaak nabootst. Ontlening aan Frans happer 'grijpen' [eind 12e eeuw; Rey], dat veel ouder is dan alle genoemde Germaanse woorden, is ook mogelijk, hoewel men dan happeren zou verwachten (dat in het mnl. inderdaad eenmaal gevonden is met betekenis 'roven' [1460-80; MNW-P]). Voor het Franse woord bestaat echter evenmin een betere etymologie dan die van klanknabootsing. Verband met Latijn capere 'grijpen, pakken' is niet wrsch., zie daarvoor hebben.
Alleen nnd. happen 'happen'; nhd. Happe (zn.) 'hap' [18e eeuw; Pfeifer]. Niet duidelijk is of deze woorden onafhankelijk zijn gevormd, of dat er sprake is van ontlening. Zie ook enkele Scandinavische vormen bij haperen, dat vermoedelijk van happen is afgeleid.
hap zn. 'daad van het happen; afgehapt stuk, deel'; (NN) 'afdeling van het leger'. Nnl. met eenen hap [1769; WNT], hap 'afdeling van het leger' [voor 1950; Verhoeff 1995]. Afleiding van happen. Mnl. een happe 'hakbijl, snoeimes' [1228-1349; MNW] hoort hier wrsch. niet bij, maar moet eerder in verband gebracht worden met heep. Waar het NN spraakgebruik voor 'legerafdeling' vandaan komt (zoals in de slappe hap 'legeronderdeel met minder strenge discipline; degenen met de makkelijke baantjes', de ouwe hap 'langst dienende legeronderdeel') is onduidelijk. Wrsch. moet men denken aan de betekenis 'deel', waaruit dan 'legeronderdeel'.


  naar boven