|
1. |
hansworst zn. 'belachelijk persoon' categorie: leenwoord, eponiem Vnnl. de Hans-beuling, hans-worst "Jack-pudding" ofwel 'potsenmaker, belachelijk persoon' [1691; Sewel NE], ook specifieker 'helper van een kwakzalver' in nnl. loopjes en grappen die een kwakzalvers Hansworst nauwlyks zouden betaamen [1731-35; WNT], door betekenisoverdracht ook hansworstje 'kinderpop in gedaante van een hansworst' [1779; WNT]. Ontleend aan Duits Hanswurst 'id.', uit de gangbare naam Hans Wurst voor een toneelzot in 17e-eeuwse toneelstukken. Buiten het toneel duikt de naam al eerder op: Hans Wurst 'lomp figuur' (waarbij het lijf doet denken aan een worst) [1519; Grimm], Hans Wurst 'naam voor een onhandige boer' [1553; Grimm]. Kluchtfiguren kregen vaak de naam van een algemeen volksgerecht, bijv. Engels Jack Pudding; Frans Jean Potage (zie hansop), en zie pekelharing. Fries: hânswoarst
|
naar boven
|