1.   motel zn. 'hotel voor automobilisten'
categorie:
leenwoord, samensmelting (blending), tautologie, contaminatie, samentrekking
Nnl. motel 'hotel voor automobilisten' in in Amerika ... het z.g. Motel, een hotel voor automobilisten [1954; WNT Aanv.], dit motel is het eerste dat in Nederland verrijst [1955; WNT Aanv.].
Ontleend aan Engels motel 'hotel voor automobilisten' [1925; OED], een samensmelting van de verbinding motor hotel 'id.' [1925; OED], van motor in de Engelse betekenis 'auto' [1900; OED] (verkorting van motor car), zie motor, en hotel 'logeergelegenheid', zie hotel. Naar analogie hiervan ontstond later in het Engels boatel, botel en in het Nederlands botel voor een tot hotel omgebouwde boot.
Fries: motel


  naar boven