81.   kanen ww. 'smullen'
categorie:
etymologie onduidelijk
Nnl. kanen "eten" [1975; Salleveldt], "met smaak eten" [1976; van Dale].
Herkomst onzeker. Wrsch. een woord uit de soldatentaal.
Fries: -
82.   kat zn. 'gedomesticeerd roofdier (Felis silvestris catus)'
categorie:
etymologie onduidelijk
Onl. *katta '(wilde?) kat' in de plaatsnaam Cathem 'Kattem (Brabant B)', letterlijk 'kat-heim' [1162; Gysseling 1960], en in de persoonsnaam walteri cath [1165; Debrabandere 2003]; mnl. catte eerst in cattenstrate 'Kattenstraat' [1224-27; CG I, 9], catte 'kat' [1240; Bern.], cat [1287; CG II, Nat.Bl.D]. Zie ook katten.
Herkomst onbekend. Het woord verschijnt in vele Europese talen, maar welke reis het heeft gemaakt is zeer onzeker.
Os. katta (mnd. katte); ohd. kazza (mhd. katze, nhd. Katze); ofri. katte (nfri. kat); oe. catte (ne. cat); on. ketta (nzw. dial. kätta); < pgm. *kattō- (v.). Daarnaast pgm. *katta- (m.), waarbij: ohd. kazzo; oe. cat; on. köttr (nzw. katt). Bij een mannelijke afleiding *kat(a)zo- hoort kater (alleen West-Germaans). Uit het Gotisch is geen woord voor 'kat' bekend. De indeling van deze vormen en de Proto-Germaanse reconstructies zijn hypothetisch, aangezien niet bekend is hoe oud de woordgroep is.
De meeste Europese talen en enkele daarbuiten hebben een sterk gelijkend woord. Het vroegst geattesteerd is Latijn cattus 'huiskat' [4e eeuw; bij Palladius]; van een eerdere, geïsoleerde vindplaats cattae [1e eeuw; bij Martialis] is de betekenis onzeker. Cattus is in de meeste Romaanse talen overgeleverd: Italiaans gatto, Spaans en Portugees gato, Catalaans gat, Occitaans en Picardisch cat, Frans chat. Overeenkomende woorden voor 'kat' of 'huiskat' zijn voorts: Litouws katė, Proto-Slavisch *kotŭ, *kot-ŭka (Oudkerkslavisch kotŭka alleen metaforisch 'anker' [11e eeuw; Havlová], later wel 'kat' in het Kerkslavisch en de volkstalen, o.a. Russisch en Pools kot; daarnaast o.a. Tsjechisch kotva 'anker'), Oudiers cat, Welsh en Cornish cath, Bretons caz, Fins katti, Middelgrieks kátta (Nieuwgrieks gáta < Italiaans) en ook Baskisch katu. Minder zeker verwant zijn verder o.a. Turks kedi, Arabisch qutta 'kat' en Nubisch kadīs.
De kat als gedomesticeerd dier is al zeer oud, op Cyprus zijn sporen uit ca. 7500 v. Chr. gevonden en ook bij de Egyptenaren en de Romeinen werden katten gehouden voor de jacht op muizen en ratten; het is dan ook vreemd dat de naam cattus pas zo laat in het Latijn verschijnt. Over de oorsprong is veel gespeculeerd, maar niets met enige zekerheid vast te stellen. Het is mogelijk dat kat een lokwoord is, ontstaan uit een lokroep kt, kt, kt, zoals poes is ontstaan uit de lokroep ps, ps, ps. Een veel gehoorde theorie is dat het woord niet met de huiskat uit het zuidoosten is meegekomen, maar dat het een Germaans of Keltisch woord is; men wijst bijvoorbeeld op de oude Keltische vorstennaam Cenn Cait 'kattenkop' (Pfeifer). Als dit waar is, moet het woord oorspr. op een ander dier hebben geslagen, wellicht de wilde kat (Felis silvestris), de enige in Noordwest-Europa inheemse kattensoort.
In de wetenschappelijke taxonomie heeft de kat zijn naam gegeven aan de familie der katachtigen, waartoe ook grote roofdieren als de tijger en de leeuw behoren.
Het klassiek-Latijnse woord voor 'kat' was felis, maar dat was algemener en omvatte ook andere dieren als de wilde kat en de marter.
Fries: kat
83.   katrol zn. 'schijf van een takelblok'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. wrsch. al in de persoonsnaam mikiel katerol [1305; Beele 1975, 277], dan een catarol of paleye, daer dat zeel ofte touw sal doorgaen 'een katrol waar het touw doorheen loopt', enen caterol, daermede dat men water up wiindet 'een katrol waarmee men water optakelt' [beide ca. 1460; MNW]; vnnl. caterolle 'katrol' [1573; Thes.], een caterolle metten paley-zeel 'een katrol met een katroltouw' [1582; WNT], katerol [1599; Kil.], catrol [1608; WNT].
Herkomst onduidelijk. Vermoedelijk een samenstelling uit kat en rol. Enkele kanttekeningen bij deze aanname zijn: a) het woord werd in het vnnl. meestal met c- geschreven, terwijl kat dan al een stabiele spelling met k- heeft; b) mnl. caterol is mannelijk, terwijl mnl. rolle vrouwelijk is; nnl. katrol is weer wel vrouwelijk; c) in een dergelijke samenstelling zou men de klemtoon op kat verwachten, maar misschien lag die daar vroeger wél. Onduidelijker is de semantiek: d) het eerste lid zou een overdrachtelijk gebruik van de dierennaam kat moeten zijn. Er bestond een mnl. catte 'stormkat, belegeringswerktuig' en de katrol kan een hulpmiddel zijn om zo'n werktuig te verplaatsen. In het Frans bestond chat 'ijzer waar het koord van een schietlood door loopt' en 'katrol om emmers uit een put op te halen' en in het Waals bestond cat dormant 'windas om vrachten op te hijsen', letterlijk 'slapende kat' (FEW). Niet wrsch. lijkt verband met kat 'bepaald scheepstype' dat al voorkomt als middeleeuws Latijn gatus [ca. 1175; Du Cange], catta en Oudfrans chat. Wel mogelijk is verband met het werkwoord katten (van een anker) 'het anker binnenhijsen vanaf het wateroppervlak zonder dat de scheepswand geraakt wordt'; het daarvoor gebruikte werktuig heette kat, met onderdelen als kattakel, katblok, kathaak etc. (bijv. katte-block [1671; WNT]). Het probleem hierbij is dat deze woorden nog niet in het Middelnederlands zijn geattesteerd en dat ook hier de relatie met de dierennaam onduidelijk is.
Een alternatieve etymologie is echter niet voorhanden. Buiten het Nederlands is het woord onbekend. Ontlening aan dialectisch Frans cadrolle 'id.' (Vercoullie) is uitgesloten; de hierbij aangehaalde vindplaats staat geïsoleerd en is zeer laat (1889) en berust dus ongetwijfeld op ontlening aan het Nederlands.
Fries: -
84.   keet 1 zn. 'hut, loods'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. kete 'tijdelijk eenvoudig verblijf' in ter erden keten 'bij de hut van de herders' [1287; VMNW], zoutkete 'loods waar zout wordt opgeslagen' [1383; MNW soutkete]; vnnl. keet 'tijdelijk verblijf, i.h.b. voor werkvolk' in die aldaer een keetgen upwerpen om te wercken om een dachuyere 'die daar een kleine keet neerzetten, bouwen om er voor een dagloon te werken' [1512; WNT], ook voor leidinggevend personeel in de aldaar opgerichtene keet ..., alwaar eenige ververschingen gepresenteerd wierden [1808; WNT].
Herkomst onduidelijk.
Op grond van Nederlandse dialectvormen (FvW) reconstrueert men lange -ē- en dus pgm. *kaitō-. Het woord kan dan ablautend verwant zijn met pgm. *kitjō-, waaruit mnl. kitte 'kruik, kan', zie kit 1, en wellicht mnd. kitzen, ketzen 'klein aangebouwd vertrek'.
Zie ook keet 2.
Fries: keet
85.   keet 2 zn. 'wanorde, lol'
categorie:
etymologie onduidelijk
Nnl. keet 'herrie, wanorde' in et was en keet 'het was een herrie' [1904; Stoett], 'menigte, bende' in wat een keet gajes [1906; Boeventaal], vandaag lijkt de heele keet wel vervloekt, veel herrie was er in de keet [beide 1909; Stoett], keet maken (fokken, schoppen, trappen) 'drukte maken, herrie schoppen' [1915; Stoett].
Hetzelfde woord als keet 1. Uit de betekenis 'overvolle keet' groeide de betekenis 'grote hoeveelheid, menigte, een heleboel, troep' en aangezien een menigte drukte en lawaai meebrengt en een heleboel makkelijk een 'rommelige boel' wordt, kreeg het woord de pejoratieve betekenis 'verwarring, herrie' in keet schoppen, keet trappen. Een vergelijkbare uitdrukking is bijv. Gronings kantoor schuppen 'lawaai maken, twisten'. Dezelfde betekenisverschuiving zien we in woorden als troep, bende, boel.
keten ww. 'drukte maken'. Nnl. keten 'id.' [1950; Stoett]. Afleiding van keet.
Literatuur: Debrabandere 2000, 67-68
Fries: keet
86.   kiel 1 zn. 'kort overkleed'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. wrsch. al in de toenaam van willem kidel [1281; VMNW], kidel, kedel 'wijd en kort overkleed' in gecleet met enen kedele 'gekleed in een wijd overkleed' en die witte kydele 'het witte overkleed' [beide 1300-50; MNW-R], keel in een keeltgen van cleyn linnen 'een bovenkleedje van fijn linnen' [1481; MNW]; vnnl. kiele, broeck-kiele, aers-kiele 'schort, bedekking van schaamdelen, bovenste deel van een broek' [1599; Kil.], een grove kiel 'losse overkleding van grof linnen of katoen' [1634; WNT].
Door d-syncope ontstaan uit mnl. kidel. Deze vorm is weinig geattesteerd, omdat onl. -i- in open lettergreep door rekking reeds voor de Middelnederlandse periode -ē- geworden is. Uit mnl. kedel ontstond vervolgens door d-syncope vnnl. keel 'kiel', dat in de standaardtaal verouderd is. Wrsch. is kiel oorspr. een gewestelijke vorm, die de voorkeur kreeg, omdat daarmee homonymie met keel werd vermeden.
De verdere herkomst van kidel is onzeker. Men voert het woord wel terug op Arabisch quṭn 'katoen', zie katoen, met een Germaans verkleiningsachtervoegsel, maar dat lijkt cultuurhistorisch niet aannemelijk. NEW gaat uit van Oudhoogduits kīl 'wig' (nhd. Keil), dat dan ontwikkeld zou zijn uit Proto-Germaans *kīdla-, en veronderstelt een betekenisontwikkeling 'wigvormige broekinzet' > 'bovenste deel van een broek' (bij Kiliaan) > 'schort, kiel'. Maar de woorden voor 'kiel' wijzen op een oorspronkelijk korte -i-.
Mnd. kedele; mhd. kidel, kittel, kietel (nhd. Kittel, en daaruit nde. kittel). De oudste Germaanse attestatie is uit Keulen: Middenduits kidel [12e eeuw; Kluge21].
Onzeker is of het door Kiliaan genoemde kiele (bewaard in de Zaanstreek als kiel 'kruis') hetzelfde woord is; volgens het WNT is dat misschien een overdrachtelijke betekenis, via 'bodemstuk van het kledingstuk', bij kiel 2 'schip; bodembalk van een schip'.
Fries: kile
87.   kies 2 bn. 'fijngevoelig'
categorie:
etymologie onduidelijk
Vnnl. kies 'kieskeurig' [1599; Kil.], kies 'kieskeurig, welgevoegelijk' [1610; WNT].
Herkomst onzeker. Het woord wordt vanwege zijn betekenis algemeen in verband gebracht met kiezen.
Verder alleen oe. cīs 'kieskeurig met eten' [700; OED] (me. chīs) < pgm. *kausi- (met umlaut), dat ablautend verwant kan zijn met kiezen < pgm. *keusan-. Het Nederlands kent geen umlaut van lange klinkers en diftongen, maar kies kan wel ontleend zijn. Ontlening aan het Middelengels verklaart de -ij- in dialectvormen, bijv. Vlaams kijzen 'in het eten kieskeurig zijn' West-Vlaams kijzig 'vies, walgelijk' en de ī in Rijnlands kīskazen 'id.' (NEW), maar niet de k- i.pl.v. de verwachte ts(j)-. Nederlands kies kan ook een Friese vorm zijn, aangezien pgm. *-au- door umlaut ofri. -ē- werd (zie ook kies 1). Nnd. kīs 'kieskeurig' is volgens WNT een hollandisme. Een andere mogelijkheid is dat kies door verkorting is ontstaan uit kiesig, vnnl. kiesich 'kieskeurig' [1573; Thes.], afleiding met -ig van kiezen.
Fries: -
88.   kijken ww. 'de blik naar iets richten'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. kiken 'kijken' in hi ... keec duer die splete 'hij keek door de spleet', of ic daer duere kiken mochte 'of ik daardoor mocht kijken', kijct hierin 'kijk hierin' [alle 1350-1400; MNW-R], die kieken in den orinael 'die in de pisfles kijken' [ca. 1410; MNW].
Etymologie onbekend.
Mnd. kīken (waaruit mogelijk door ontlening nzw. kika); nfri. vero. kytse (< ofri. *kīkia); me. kīken (ne. keek). Onwaarschijnlijk zijn de volgende voorgestelde etymologieën binnen het Germaans: a) verband met on. keikr 'achterovergebogen', waarbij kijken een oorspr. betekenis 'het hoofd achterover buigen om te kijken' zou hebben gehad; b) verband met ne. kick 'schoppen' < oe. ciccan, met een oorspr. gemeenschappelijke betekenis 'zich naar iets wenden'. Wrsch. behoort kijken bij een affectieve groep van gelijksoortige woorden (NEW): in het Engels staan in min of meer dezelfde betekenis naast elkaar keek (gewest.), peek, peep, peer, en in het Zweeds kika, titta. Ook is verband met Duits gucken 'kijken' mogelijk.
Buiten het Germaans zijn er geen verwante woorden.
De ongediftongeerde variant kieken van kijken bestaat in de algemene spreektaal nog in het tussenwerpsel kiekeboe.
Fries: -
89.   kijven ww. 'heftig twisten'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. kiven 'vechten' in die twee ne wilden nemmeer kiven 'die twee wilden nooit meer vechten' [1350-1400; MNW-R]; vnnl. kyven 'heftig twisten' in so waer twee vrouwen kyven [1505; MNW]. Eerder al in de afleiding kijf 'twist' [1290; VMNW].
Mnd. kiven 'vechten, kibbelen' (waaruit door ontlening nhd. keifen); mhd. kīben; ofri. zīvia, kīvia 'twisten met woorden'; on. kífa 'kibbelen' (nzw. kiva); < pgm. *kīban-. Meestal verbindt men ook ablautend oe. *cāf 'vlug, flink' < pgm. *kaifo-.
Verdere herkomst onbekend. Er zijn buiten het Germaans geen verwante woorden. Misschien afgeleid van de wortel pie. *gei- 'draaien' (IEW 355, zie keren), maar dat verband is zeer speculatief.
De betekenis van dit woord was in het Middelnederlands 'strijden, vechten' en dus algemener dan nu: kijven impliceert tegenwoordig alleen nog een woordentwist. Het ww. was oorspr. sterk (keef, gekeven), maar wordt tegenwoordig meestal zwak verbogen (kijfde, gekijfd).
Fries: -
90.   kim zn. 'horizon'
categorie:
etymologie onduidelijk
Mnl. kimme 'rand van een vat' in die tonnen sullen hebben heel kymmen 'de tonnen moeten ongeschonden randen hebben' [1445-55; MNW]; vnnl. kimen oft kimmen 'de randen van een vat' [1573; Thes.], kimmen 'geronde wanden van een schip' in de balcken ende de kimmen [1603; WNT waterbord], 'horizon' in eer de zon noch begon 't hooft te steken uyt de kimmen 'nog voordat de zon opkwam' [1616; WNT], kim 'horizon' in de zon verlaet de kim [1640; WNT].
Mnd. kimme 'uiterste rand, horizon' < *kimbe (nnd. kimm, ook 'rand van een schip'); nfri. kym 'rand van een vat; kim'; me. chimb, chimbe 'rand van een vat' [ca. 1386; OED] (ne. chimb, chime), naast oe. cimbing 'verbinding'; < pgm. *kimba-. Door ontlening aan het mnd.: nzw. kim(me) 'duig', dial. kim(be) 'rand van een vat' en nhd. Kimme 'inkeping, sponning'.
De verdere herkomst van dit uitsluitend Noordzee-Germaanse woord is onbekend. Mogelijk is er verband door ablaut met kam of kom. Verwantschap met Lets gùmt 'buigen' en/of Middeliers gemel 'boei' (IEW 368) lijkt semantisch niet wrsch.
De oorspr. betekenis zal 'rand' zijn geweest. Aan de randen van een vat hebben de duigen een inkeping waarin de bodem sluit, vandaar de betekenis 'inkeping' in het Duits. In de scheepsbouw betekende kimmen 'de gebogen zijwanden van een schip'. Uit de betekenis 'bovenrand (van dijk, bergreeks)' ontstond overdrachtelijk de betekenis 'horizon'.
Fries: kym, kime

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven